Boekenclubrecensie Kaaskoppen
Kaaskoppen?
In de periode van juli 2104 tot november 2015 interviewde Robert Vuijsje 62 mensen die in Nederland wonen en werken. Voor alle 62 speelt hun afkomst (soms, maar niet altijd) buiten Nederland en hun vaak duidelijk allochtone uiterlijk of naam een grote rol in hun leven. De interviews verschenen eerder in de Volkskrant en zijn nu gepubliceerd onder de titel ‘Kaaskoppen’. De term kaaskop is al heel oud, oorspronkelijk was het een spotnaam van de bewoners van de Zuidelijke Nederlanden voor de mensen in ’het Noorden’ en betekende het zoiets als domkop. Tussen de 62 gesprekken (ingedeeld naar de beroepen van de ondervraagden) presenteert de interviewer zichzelf in zeven hoofdstukken als ‘ Ik kaaskop’. Wil hij hiermee duidelijk maken dat hij net zo dom en kortzichtig is als al die kaaskoppen ook al ziet hij er niet zo Nederlands uit?
In de 62 interviews vertellen bekendheden uit de wereld van televisie, bedrijfsleven , onderwijs en sport over hun ervaringen met de ‘kaaskoppen’. Het eerste hoofdstuk is het nog een verbazingwekkende opsomming van wat de ondervraagden meemaken aan regelrechte discriminatie en confronterende negatieve opmerkingen. Maar na twee beroepsgroepen die hetzelfde soort discriminerende opmerkingen moeten incasseren begint het de lezer bekend voor te komen en te irriteren. Steeds weer blijken autochtone Nederlanders sterren in het maken van kwetsende en volstrekt begriploze opmerkingen ten aanzien van de landgenoten. Opmerkingen en voorbeelden die moeten aantonen hoe erg het gesteld is met de behandeling van de allochtone Nederlander door die onnadenkende kaaskoppen. Natuurlijk moet die discriminatie aan de kaak worden gesteld.
Maar welke Groninger of Drent is in Amsterdam niet eens belachelijk gemaakt of afgewezen bij een sollicitatie op grond van zijn accent? Welke Limburger of Brabander is niet bij voorbaat weggezet als feestneus en bierdrinker? Welke Hollander heeft niet eens te horen gekregen dat die Hollanders alleen maar lullen en niets zeggen? En last but not least hoeveel vrouwen herkennen zich niet moeiteloos in veel van de situaties die Vuijsje optekent uit de mond van zijn geïnterviewden?
De hoofdstukken vanuit het eigen perspectief van de auteur over zijn familie en kinderen zijn wat sterker. Je verplaatsen in de ervaring van een Nederlander die er niet ‘echt Nederlands’ uitziet, ook al is dat je eigen zoon is heel lastig. Maar ook daar zijn de clichés jammer genoeg niet van de lucht. Toch zijn het niet de clichés die op den duur het meest irriteren. Het is vooral de manier waarop alles op één grote hoop wordt gegooid. Want welke autochtone babyboomer herkent niet de oudere familieleden die alleen maar over de oorlog spraken en zij die er nooit over spraken? In hoeveel kaaskop-gezinnen kijken ze ook niet naar Boer zoekt vrouw en Wie is de mol? In hoeveel van die gezinnen is de hockeyclub ook helemaal geen onderwerp van gesprek? Zijn dat criteria voor het al of niet in een andere wereld leven dan de gemiddelde kaaskop? Dan is minstens de helft van àlle Nederlanders geen kaaskop.
Kortom: kaaskoppen? Nee. Typisch Nederlands? Ook niet. Gewoon van alle mensen en van alle tijden? Helaas ja. Toen ik in 1979 terugkwam in Nederland na een driejarig verblijf in Afrika wist ik één ding zeker. Alle vooroordelen over Afrikanen, Amerikanen, Fransen en Nederlanders waren in feite gebaseerd op niets. Want al die groepen en de nog honderden andere groepen die je kunt bedenken hebben veel meer overeenkomsten dan verschillen. Dat die overeenkomsten vooral onhebbelijke trekjes zijn is altijd leuk om eens te onderstrepen maar dan wel als eigenschap van álle mensen. Daar is in dit boek geen sprake van. Een gemiste kans.
Ineke Cleveringa