Wie naar de psycholoog gaat hoeft geen oud zeer meer naar boven te halen. De trend is kijken naar wat er wél goed gaat. Of, voor de durfals, om je eens flink uit de tent te laten lokken. Over het feest dat positieve psychologie heet.
Het waarheen-waarvoor-gevoel
Elke levensfase heeft zo zijn keerzij. En al gaat het met de meeste 50+’ers heel goed – zoals uit onderzoeken blijkt, ook deze groep loopt tegen dingen aan en krijgt soms te maken met het waarheen-waarvoor-gevoel. De kinderen gaan de deur uit. Het einde van het werkende leven komt in zicht. Of het is tobben met de combinatie werk, gezin en hulpbehoevende ouders. De een vindt zelf een weg om daarmee om te gaan, anderen worstelen er meer mee. Voor wie wel wat hulp kan gebruiken bij het omgaan met deze kwesties is er in de hedendaagse psychologiestromingen best wat steun te halen. Waar het in de psychotherapie jarenlang draaide om oud zeer naar boven halen en dat proberen te verwerken, is het roer nu om. Steeds meer psychologen beseften dat deze aanpak niet altijd werkt bij psychische misère. Oké, je weet misschien de oorzaak van je klachten, maar daarmee ben je er nog niet vanaf. Komt bij dat de oorzaak soms zo complex is dat je die beter in je rugzak kunt laten zitten. Kortom, graven in je verleden of iets verwerken is niet altijd nodig om verder te kunnen met het leven.
Stoppen met mopperen
Dat vindt ook de Amerikaanse psycholoog Martin Seligman, grondlegger van een relatief nieuwe stroming: de positieve psychologie. De inspiratie hiervoor haalde Seligman, zoals hij ooit in een interview vertelde, uit een gesprek met zijn 5-jarige dochter. Toen hij in zijn tuin werkte, maakte het meisje er een spel van om het aangeharkte onkruid in de lucht te gooien. Seligman reageerde geïrriteerd, waarop zijn dochter iets zei van: ‘Een tijdje geleden zei jij dat ik moest stoppen met zeuren en huilen. Dat was best moeilijk voor me. Maar als ik dat kan, dan moet jij kunnen stoppen met mopperen.’ Bingo. Drie jaar later, in 2000, pleitte Seligman in een artikel voor een radicale verandering in de psychologie. Het onderzoek zou zich volgens hem niet alleen moeten richten op de oorzaken van psychische problemen, maar ook op hoe hoop, optimisme, geluk, veerkracht en dankbaarheid mensen kunnen helpen.
Wat is er wél mogelijk?
Inmiddels heeft zijn theorie veel aanhangers, onder wie klinisch psycholoog Fredrike Bannink. Ze schreef verschillende boeken over de positieve psychologie en geeft trainingen met deze stroming als uitgangspunt. ‘Vroeger keken we vooral naar onmogelijkheden en naar wat er mis is, terwijl de positieve psychologie zich richt op wat er wél mogelijk is. Niet focussen op klachten dus, maar op krachten. Dat wil niet zeggen dat verdriet en moeilijkheden er niet meer mogen zijn. Maar om daar beter mee om te gaan, is het goed om je te concentreren op je sterke kanten. Op alles wat helpt om het welbevinden te vergroten. Dat is een andere focus waarvan je toch net iets vrolijker wordt.’
En het leuke is, zegt Bannink, dat je een aantal toepassingen ook prima zelf kunt inzetten. ‘Door te focussen op wat goed gaat en dankbaar te zijn voor wat je hebt, ervaar je meer welbevinden. Schrijf bijvoorbeeld aan het einde van de dag drie dingen op waarover je tevreden bent. Schrijf erbij wat die positieve dingen over je zeggen. Als je dat een week doet, voel je je zes maanden later nog beter, blijkt uit onderzoek. Ben je van nature niet heel optimistisch ingesteld, dan kun je je er op deze manier ook in trainen.’
Is dit het nou?
‘Stoppen met werken, kinderen de deur uit: dan zoek je hernieuwde zingeving. Wat ga je doen met de rest van je leven? Breng een doel aan, ga bijvoorbeeld een opleiding doen of stort je in het verenigingsleven. Hou een sociaal netwerk, zorg dat je onder de mensen komt. Zorg verder voor genoeg cognitieve uitdaging, dat is goed voor je hersenen. Uit onderzoeken als ‘hoe word je succesvol ouder’ blijkt dat een gezond leefpatroon, sociale contacten houden, cognitief en lichamelijk goed blijven functioneren daarbij belangrijk zijn.’ Blijf je tobben, denk dan aan eerdere hetere vuren waarvoor je ooit stond, raadt Bannink aan. ‘Dat is het voordeel van ouder zijn en veel levenservaring hebben. Welke van de strategieën die toen hielpen kun je nu weer toepassen? Naar een therapeut gaan, een reis maken of vrijwilligerswerk doen?’ De meeste mensen vinden hierin uiteindelijk een balans, weet ze. ‘Overigens blijkt uit onderzoek dat 50+’ers zich gelukkiger voelen dan jongeren, zeker als de kinderen eenmaal de deur uit zijn en ze dus – meestal – minder verantwoordelijkheden en meer tijd hebben. En als ze gezond blijven en er geld is om leuke dingen te doen.’
De focus verleggen
Maar wat als het gaat om het overlijden van een dierbare? Dan is het toch moeilijk om positief te zijn, vindt Klaas (1949), die kort geleden zijn vrouw verloor. ‘De ochtenden zijn het ergst. Als ik wakker word, besef ik ineens weer dat Gerda nooit meer terugkomt. Dan voel ik me verdrietig en leeg. Ik mis dat ik geen dagelijkse dingen met haar kan delen. De dingen waarover ik boos ben of die me blij maken. Als ik naar buiten ga, zie ik overal mensen dingen met z’n tweeën doen. Dat is zo confronterend.’ ‘Natuurlijk mag verdriet om het verlies van een partner er zijn,’ vertelt Bannink. ‘Maar probeer daarnaast toch iets positiefs te bedenken. Als je na zes maanden één positief ding kunt noemen aan wat de dood van bijvoorbeeld je partner je heeft gebracht, dan verkort dat het rouwproces met maanden. Zoals: ik ben blij met de steun van mijn kinderen. Of: ik ben dankbaar voor de mooie jaren die we samen hadden. De focus verleggen naar iets wat goed gaat, helpt bij het hervinden van de balans.’
Kortdurend & resultaatgericht
Toch in therapie, maar niet graven in het verleden? Dan is oplossingsgerichte therapie – ontstaan in de jaren 80 van de vorige eeuw – misschien iets. Tijdens deze kortdurende en resultaatgerichte therapie onderzoekt de cliënt samen met de hulpverlener welke vaardigheden hij in huis heeft om zijn malaise aan te pakken. Bannink: ‘Je repareert hierbij niet je problemen, maar kijkt naar wat wél werkt en hoe je dat verder uitbouwt. Als iemand depressief is, kan hij vertellen wat het naarste moment van de afgelopen week was, maar ook kijken naar wat juist een beter ogenblik was. Dan vraag ik: waardoor was dat een beter moment? En hoe kun je vaker zo’n moment beleven?’.
Uitdagende humor
Een andere frisse wind in de psychotherapie is de provocatieve therapie. Een op het eerste gezicht wat onorthodoxe manier van coachen, door psycholoog Jeffrey Wijnberg geïntroduceerd in Nederland. De provocatieve coach gaat ervan uit dat mensen gehecht zijn aan hun problemen. Vasthouden aan het oude levert, in welke vorm dan ook, winst op. Het doel van Wijnbergs aanpak is niet om een oplossing te zoeken, maar om door te dringen tot de kern van de kwestie en de motivatie van de patiënt. ‘Via humor en uitdaging probeer ik de positieve krachten van de cliënt op te zoeken. Ik lok mijn cliënten uit de tent, maar met een ondergrond van liefde. Cliënten worden vaak boos, dat is alleen maar goed. Ze roepen dan alles in zichzelf op om te zeggen: dat kan ik wél. Angst, boosheid en verdriet voelt een mens niet voor niets. Angst zorgt dat je alert bent, boosheid maakt dat je in actie komt en door verdriet ga je na denken over wat echt van waarde is.’ Met provocatief coachen komen ineens cliënten in beweging die bij het traditionele coachen vast bleven zitten. ‘Daar horen ze vaak dat ze dingen moeten accepteren, maar wat is dat eigenlijk: accepteren? Dat is voor mij toch een beetje luchtfietserij.’
Stof tot nadenken
Hij geeft een voorbeeld van een cliënte die hij laatst had, flink overbelast door de mantelzorg voor haar ouders in combinatie met haar gezin en fulltime baan. ‘Ik vroeg: ‘Krijgt u geen indicatie om uw ouders te laten opsluiten?’ Zij: ‘Nee, daarvoor zijn ze nog te goed.’ Ik: ‘Zijn er andere familieleden op wie u de zorg kunt afschuiven?’ Zij: ‘Nee, mijn broer doet niks, het komt allemaal op mij neer.’ Ik: ‘Wat mooi dat u zo veel voor uw ouders overheeft. U bent een voorbeelddochter, u wordt straks zo de hemelpoort binnengelaten.’ Waarop zij een beetje boos werd: ‘Wat moet ik daar nu weer mee, dit schiet niet op!’ Ik: ‘In welke richting wilt u dan opschieten? Als u dat vertelt, dan help ik u daarbij.’ Zij: ‘Ik heb een schuldgevoel als ik mijn ouders niet ondersteun. Maar ik moet ook mijn werk doen en als ik beide combineer, raak ik overspannen.’ Ik: ‘Wat is dan erger: een schuldgevoel hebben of overbelast raken?’ En zo ga ik maar door. Dat provocatieve heeft een krachtige werking, zeurt enorm aan je brein, ook als je weer thuis bent. Je moet er iets mee. Het geeft je stof tot nadenken, waardoor je gevoel van zelfwaardering groter wordt en je zelf tot een keuze komt. Uiteindelijk nam deze vrouw de verantwoordelijkheid voor haar probleem. De volgende keer toen ze kwam, zei ze: ‘Ik heb meer thuiszorg ingeschakeld, ik ga nu minder uren naar mijn ouders.’ Waarop ik ging checken of die oplossing ook zou standhouden. ‘Voelt u zich daar goed bij? Uw moeder denkt nu: waar blijft mijn dochter?’ Aan haar antwoorden merkte ik dat ze achter haar beslissing stond. Dan weet je dat de therapie heeft gewerkt.’
Bron: Wat is uw klacht/kracht? door Annemarie van Dijk in Zin 12 (2014). Illustraties: Lars Deltrap. Het artikel vind je ook terug (met nog veel meer hoogtepunten uit tien jaar Zin) in het Zin boek: de beste jaren komen nu!.