De moeder van Ikabod & andere verhalen: Geslaagd spel tussen fantasie en werkelijkheid
Eerlijk gezegd was ik nooit een fan van verhalenbundels. Zit je net lekker in een verhaal en dan is het weer afgelopen. De vele thema’s in wisselende stijlen zorgen ervoor dat de verhalen niet echt willen blijven hangen. Daarbij gold voor mij tot nu toe éen uitzondering: de verhalen van Bernlef.
Met gemengde gevoelens begon ik dan ook te lezen in De moeder van Ikabod & andere verhalen van Maarten ’t Hart. Ik moet eerlijk bekennen: ik ben helemaal om. Dat heeft voor mij alles te maken met het spel tussen werkelijkheid en fantasie, tussen feiten en fictie.
In alle verhalen is sprake van een ik-persoon die vaak veel weg heeft van de schrijver Maarten ‘t Hart. De verteller weet werkelijkheid en fantasie op een bijzondere wijze te combineren. De vele controleerbare data (straatnamen, jaartallen, plaatsen, namen) zorgen ervoor dat de verhalen toch heel waarheidsgetrouw over komen en ik me als lezer makkelijk laat meevoeren in de wereld van de ik-verteller. Het gevaar ligt op de loer om ik-verteller en Maarten ’t Hart met elkaar te vereenzelvigen. De bizarre gebeurtenissen zorgen er echter voor dat dat niet gebeurt. Dat spel met de werkelijkheid maakte dat ik geboeid bleef lezen.
In veel verhalen geeft de ik-figuur blijk van zijn kennis van literatuur, de bijbel of klassieke muziek. Dat doet uiteraard direct denken aan de kennis die de auteur Maarten ’t Hart op deze terreinen bezit. In het titelverhaal vertelt de ik-figuur over een gesprek met een vrouwelijke dominee na afloop van een zomerse zondagochtenddienst in een lege protestantse kerk in Warmond. Toevallig ken ik die kerk en heb ik Maarten ’t Hart daar diverse keren meegemaakt wanneer hij een ‘causerie’ hield bij klassieke concerten die regelmatig in diezelfde kerk plaatsvinden. Daarbij gaf hij blijk van een enorme feitenkennis die hij op hilarische wijze wist te gebruiken ter aankondiging van de te spelen muziek.
Terug naar de verhalen. Maarten ’t Hart lezen betekent een paar uur vertoeven in de fantasiewerelden van een schrijver die zijn vak verstaat. Tussendoor weet hij op subtiele wijze de ik-figuur woorden in de mond te leggen over zaken die hem niet bevallen: het voorlezen van ZKV’s (zeer korte verhalen) op een klassieke muziekzender, de ‘kitschgeluiden’ van Arvo Pärth, de bouwstijl van de Leidse Merenwijk en de Canto Ostinato van Simeon ten Holt.
Natuurlijk is niet elk verhaal even sterk, maar dat komt wat mij betreft dan vooral door de thematiek. Niet elk onderwerp spreekt evenveel aan. Maar lezen is voor mij ook: nieuwe werelden ontdekken en nieuwe kennis opdoen. Wat dat betreft kunnen lezers hun hart ophalen.
Genoeg gezegd, zelf lezen die verhalen!
Nienke Wessel