Nu even niet liefje…
Geen zorgen, de meeste leeftijdsgenoten komen niet boven een paar keer per máánd uit.
Er zweeft een hardnekkig getal rond in ons collectieve bewustzijn. Dat van 2,5 x per week. Zo vaak zou de gemiddelde Nederlander seks hebben. Per week. Je kunt het veel vinden (horen wij je zuchten?), je kunt het weinig vinden (zien wij je daar een verlangende wenkbrauw optrekken?); het is uiteindelijk niet meer of minder dan een getal. Maar dan wel eentje waar waarde aan wordt gehecht als een stel daar niet in de buurt komt.
Frida (1965): “Frits en ik halen dat niet, en dat vindt Frits jammer. Ik denk dat we gemiddeld drie keer in de veertien dagen vrijen. Ik vind dat prima en genoeg, maar Frits niet. Ik word regelmatig met dat getal om de oren ‘geslagen’. ‘De meeste mensen vrijen vaker,’ zegt hij dan. Vermoeiende discussie hoor.”
Speciaal voor Frida én voor jou – als je ook een partner heeft die meer of minder seks wil: Rutgers WPF (voormalige Rutgers Stichting) deed in 2012 onderzoek onder ruim 8000 respondenten en constateerde dat mensen tussen de 40 en 54 jaar gemiddeld niet boven een paar keer per máánd uitkomen. En ook andere leeftijdscategorieën tikken de ‘minstens één keer per week’ niet aan. Wel laat de tabel zien dat hoe ouder je wordt, hoe (iets) lager de frequentie wordt.
Het ‘gemiddelde’
Peter Grünwald (1970) is hoogleraar statistiek in Leiden en senior onderzoeker bij het centrum voor wiskunde en informatica in Amsterdam. Zin voelde hem aan de tand over ‘het gemiddelde’ van de gemiddelde Nederlander.
“Die 2,5 lijkt mij wat veel hoor,” zegt hij. “Gemiddelden zijn ook eigenlijk altijd wel tricky. Het is belangrijk dat mensen écht willekeurig worden uitgekozen om een representatief gemiddelde te krijgen. Daarom gaat het met politieke enquêtes bijvoorbeeld zo vaak mis. Die worden doorgaans telefonisch gehouden en de nummers halen ze uit het telefoonboek. Maar vandaag de dag zijn er steeds meer mensen die alleen nog maar een mobiele telefoon hebben, dus mis je een grote groep.”
Wie doet er mee?
Daarnaast stelt Peter Grünwald dat een willekeurige steekproef betekent dat je mensen dan zou moeten dwíngen mee te doen aan een enquête. Pas dan is het écht representatief. “Dat gebeurt misschien niet. Wat ook een rol kan spelen bij een enquête over ‘hoe vaak heb je seks’, zijn sociaal wenselijke antwoorden. Dat speelt mee, zelfs als een enquête anoniem is. Daar is veel onderzoek naar gedaan. En wat ook heel belangrijk is: wie doen er uiteindelijk allemaal mee aan je onderzoek? Zitten er bijvoorbeeld sekswerkers tussen? Die laten het getal stijgen, zoals ook het gemiddelde vermogen van een gemiddelde Amerikaan merkbaar stijgt als je het vermogen van Bill Gates meeneemt.”
Een koud bed
Liefdesdeskundige Marleen Janssen (1967) schreef het boek Dit zouden alle vrouwen moeten weten en de bestseller over het vallei-orgasme: “Constant zin in seks, als in altijd maar die 2,5 keer per week, is echt onzin. Een fabeltje dat ons alsmaar in de media wordt voorgehouden. Ik heb me de afgelopen jaren in het taoïsme verdiept en die oude Chinezen zien het heel anders. Veel logischer ook, als je het mij vraagt. Die zien seks als een natuurlijk iets dat net als de natuur ook niet het hele jaar door in bloei staat. Taoïsten geloven dus ook niet in die 2,5 keer per week en dat een hele relatie lang. Zij zeggen: soms is je bed warm, soms koud. Al is daarmee ook niet gezegd dat dat bed jarenlang koud moet blijven.”
Frida krijgt het laatste woord: “Ik vind het hoopvol dat die 2,5 een raar getal blijkt. Ik zal Frits dit stuk eens laten lezen.”
Tekst: Karen Kroonstuiver