De crisis… dat zijn wij!
Van gouden bergen tot diepe recessies: waarom golft de economie steeds zo heftig op en neer? Dat doen we toch echt helemaal zelf.
Uitgerekend een bankier kwam met de raakste typering van de dolgedraaide bankwereld vlak voor de kredietcrisis van 2008. Charles ‘Chuck’ Prince was in 2007 de hoogste baas van Citibank, op dat moment nog de grootste bank in de wereld. “Zolang de muziek speelt, moet je blijven dansen,” zei hij. “En wij dansen nog.” In het spelletje stoelendans dat hij beschreef bestond de ‘muziek’ uit een reusachtige en continue stroom geleend geld, waarmee de Amerikaanse huizenbubbel werd gefinancierd. Prince wist heel goed dat de banken een serieus probleem zouden krijgen als die stroom geld zou opdrogen, maar net als al zijn collega’s was hij er van overtuigd dat hij wel een stoel zou kunnen vinden als de muziek stilviel.
Zoekend naar evenwicht
Uiteindelijk bleek, toen de muziek echt stopte, dat er niet één stoel weg was, maar bijna alle stoelen. En op de stoelen die over waren zat Chuck Prince in elk geval niet. Hij was eind 2007 al opgestapt – met 30 miljoen dollar vertrekpremie. Die ene uitspraak van hem is inmiddels bekender dan alles wat Chuck Prince nog meer in zijn leven heeft gedaan of nog zal doen. En dat komt omdat het een onthullend inkijkje geeft in hoe financiële en economische crises tot stand komen.
Volstrekt irrationeel
In klassieke economische modellen wordt er vaak van uitgegaan dat de economie zoekt naar een situatie van evenwicht tussen vraag en aanbod. Als de vraag groter is dan het aanbod, dan zorgt het marktmechanisme ervoor dat de prijs zodanig hoger wordt dat er weer evenwicht tussen vraag en aanbod ontstaat. Deze simpele theorie die hele generaties scholieren en economiestudenten braaf uit hun hoofd hebben geleerd. Probleem is alleen dat zij vaak helemaal niet opgaat, omdat de economie eigenlijk voortdurend haar evenwicht verliest.
Angst en hebzucht
Dat heeft alles te maken met menselijk gedrag. Als mensen volledig rationele, calculerende burgers zouden zijn, zou iedereen te allen tijde precies dat doen wat de economische wetenschap van ze verlangt: vraag en aanbod afwegen en tot een redelijke prijs komen. Maar zo zitten we toch niet helemaal in elkaar. We lijken meer op Chuck Prince en zijn stoelendansende bankiers dan we zelf graag toegeven – afgezien van dat miljoenensalaris dan. Zo hebben we de neiging om in goede tijden risico’s veel lager in te schatten dan in slechte tijden. Het is de reden waarom mensen liever aandelen kopen op de beurs als ze al enorm hoog staan en ze van de hand doen als ze enorm zijn gedaald. Totaal onverstandig natuurlijk, maar angst en hebzucht zijn emoties die mensen niet of nauwelijks onder controle hebben. En zo kan het gebeuren dat prijzen – bijvoorbeeld op de beurs – niet op een rationeel evenwichtsniveau staan, maar in de praktijk juist enorm kunnen doorschieten: tot onrealistische hoogtes als de stemming er lekker in zit en weer keihard omlaag als het sentiment omslaat.
Geleend geld
Al die menselijke zwaktes zorgen ervoor dat de economie een veel grilliger en onstabieler geheel is dan de theorie voorschrijft. En die situatie wordt alleen maar grilliger als er geleend geld bij komt kijken. Krediet kan die menselijke zwaktes namelijk flink uitvergroten. Op zich is er niets mis met geld lenen. Het is zelfs goed voor de economie. Als bedrijven geen geld konden lenen, zouden ze veel minder kunnen investeren. Zolang die investeringen genoeg opleveren om de rente en aflossing te kunnen betalen is er ook niets aan de hand. De problemen beginnen te ontstaan als geld lenen speculatiever wordt. Als je geld kunt verdienen door te investeren met geleend geld, ontstaat bij mensen al snel de neiging om dat trucje wat vaker te gaan toepassen. En omdat het zo goed gaat, redeneren ze dat die investeringen (in aandelen, in huizen) toch wel in waarde blijven groeien en dat ze de rente en aflossing wel uit die toekomstige groei kunnen betalen. Dat kan lang goed gaan, want banken – zoals die van Chuck Prince – blijven dat geld vrolijk uitlenen, tot het misgaat en de kredietbubbel barst.
Schuldenfeestje
Dat moment waarop de muziek stopt heet in de economie het ‘Minsky moment’. Naar de econoom Hyman Minsky, die als een van de eersten ontdekte dat een economie waarin geleend geld een belangrijke rol speelt in principe altijd instabiel is. In elke ontwikkelde economie is krediet een belangrijke groeimotor en dat houdt dus ook in dat al die economieën afwisselend ten prooi vallen aan boom- en bust-cycli. Hoe euforischer het schuldenfeestje was in de boom-fase, hoe zwaarder de recessie erna, als de kredietkranen dichtgaan, de regels voor banken worden aangescherpt en mensen doodsbang zijn om te investeren of te beleggen. Dat gebeurt niet omdat economische modellen dat voorschrijven, maar omdat de mensen die samen de economie vormen ook maar gewoon mensen zijn. Inclusief de bankiers.
Tekst: Pieter Kort (1965). Hij is hoofdredacteur van platform IEX.nl