Een opmerking van een personage in het boek, in dit geval over de Noren, ze zijn rijk door de olie maar ook eenzaam. Eenzaam zijn geldt ook voor de personages in dit boek, een boek wat vooral in het begin een enorme mistroostigheid uitstraalt. Bijna dat je denkt: kom op zeg er is toch wel iets positiefs? Maar al snel blijkt deze manier van schrijven een functie te hebben, het geeft de gevoelens van de hoofdpersoon heel sterk weer.
Gitta groeit op in een dijkhuis in de polder, ze groeit op in een liefdeloos gezin, met een vader die vaak agressief kan reageren en een moeder die nauwelijks merkbaar aanwezig is. De moeder wordt in een paar woorden heel raak omschreven door Boekwijt: “een steppe waar niks op groeide” Dit blijkt al snel het sterkste punt van Boekwijt te zijn, de rake typeringen, over de vader zegt ze: “hij heeft niet eens een slecht geweten, hij had slechts een talent voor leedvermaak”
Begrijpelijk dat Gitta haar grootste wens is om haar ouderlijkhuis te ontvluchten…
Dit lukt haar door een studie in Denemarken te gaan volgen, waar ze bij familie in hun verbouwde schuur mag gaan wonen. Hier probeert Gitta haar eigen weg te vinden en vooral mensen te vinden die haar wél zien staan, die wél om haar geven.
Ze maakt al snel kennis met Randi, een hippe veertiger die vastzit in een kinderloos huwelijk, ook Randi is op zoek. Gitta herkent in haar de moeder die ze altijd gemist heeft en geniet van de aandacht die Randi haar geeft. Andersom wordt door Gitta in Randi het moederinstinct en een herinnering aan een vroegere liefde gewekt.
Ook krijgt Gitta volop aandacht van mannen, als eerste is er Stein, een buurjongen die haar aanbied om te helpen met klussen in haar woonruimte. Gitta voelt zich goed bij de aandacht die Stein haar geeft en vooral het feit dat hij haar accepteert met al haar gebreken. Hier komt gelijk een volgende laag in het verhaal naar boven, Gitta blijkt zo ongelukkig te zijn dat ze haarzelf regelmatig snijdt. een feit wat, helaas, verder niet uitgewerkt wordt maar slechts terloops benoemd wordt.
“Gitta herinnerde zich alle lelijke dingen, alle lelijke woorden. De doornenstruik die in haar was ontkiemd en gegroeid tot de doornen zich vastzetten aan de binnenkant van haar huid. Soms kwamen ze erdoorheen. Dan stond alles opeens op haar lijf geschreven. Stein had het gezien, hij was haar getuige. Ze hoefde het niet meer alleen te dragen. ”
Ook is er Ole, de man van Randi. een zwijgzame man maar wel iemand die goed weet wat hij wil. Hij heeft een dochter uit een vorig huwelijk en één kind is genoeg. Hij toont belangstelling voor Gitta en weet zich aan haar op te dringen door in te spelen op haar wens om geliefd te zijn en gezien te worden. Hoewel Gitta dit erg spannend en ook wel aantrekkelijk vindt verward het haar ook enorm, want hoe moet ze zich nu gedragen tegenover Randi? Gitta blijft zoeken naar haar manier om gelukkig te zijn….
In het begin stoorde ik mij licht aan de mistroostige manier van vertellen, maar na een aantal bladzijden kwam het besef dat deze vertelstijl een doel had en hierdoor was deze niet meer storend maar werd het een versterking van het verhaal. Boekwijt is een kei in het neerzetten van rake typeringen van de personages en sferen in het verhaal, in enkele woorden geeft ze een omschrijving die niet verkeerd te begrijpen is en die de omstandigheden en gevoelens volkomen helder weergeeft.
Een zwak punt vind ik echter het plot, dit ontbreekt wat mij betreft, iets wat ik toch een minpunt aan het boek vind en wat je een beetje in verwarring achterlaat na het lezen van de laatste bladzijde.
Ik geef het boek 3 sterren.
Mijn omschrijving van het boek in 1 zin:
Een boek vol met rake typeringen en het verhaal van een meisje vol eenzaamheid en verlangen naar erkenning.
Hetty Benedictus