Net als het weer heeft de economie ook een gevoelstemperatuur. De werkelijkheid kan heel anders aanvoelen dan de statistieken van het CBS aangeven. Zelfs als de economie naar alle maatstaven lekker draait, kan het gebeuren dat een flink deel van de bevolking daar weinig van merkt. Of het juist alleen maar moeilijker lijkt te krijgen om de eindjes aan elkaar te knopen.
Hoe kan zoiets? Een belangrijke reden zit hem in het feit dat de statistieken van het CBS per definitie alleen het grote geheel of het grote gemiddelde meten. De economie mag dan wel als geheel groeien, maar dat betekent niet dat iedereen het beter krijgt. Ook in goede tijden gaan er bedrijven failliet, worden er mensen ontslagen en kun je worden verslagen door je concurrent. In het grote plaatje is er misschien minder slecht nieuws dan normaal, maar als je er zelf lijdend voorwerp van bent voelt het toch anders.
Enorme deuk
En dan is er nog zoiets als perceptie. ‘De mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest,’ zegt het tegeltje aan de wand. De grote economische crisis van de jaren 2008-2010 heeft grote deuken in het vertrouwen geslagen. Zelfs als het aantoonbaar beter gaat en als mensen aantoonbaar meer koopkracht krijgen, blijft de onzekerheid knagen. In de gedragswetenschappen heet dat recency bias: wat je net hebt meegemaakt, heeft een grotere invloed op je huidige gemoedstoestand dan iets wat langer geleden plaatsvond.
Als een heftige gebeurtenis kort geleden heeft plaatsgevonden – en dat geldt voor alles, van beurscrash tot terroristische aanslag – schatten mensen de kans op nog zo’n gebeurtenis hoger in dan als het langer geleden was. Dus hoewel de economie op veel fronten alweer prima draait, blijven mensen ergens in hun achterhoofd bang dat het opnieuw misgaat. Misschien ook wel terecht. Maar na de crisis voelen ze die onzekerheid in elk geval sterker dan als die crisis er nooit was geweest.
Groene cijfers
Volgens diverse analyses is de kloof tussen wat de statistiek zegt over de economie en wat de mensen zelf ervaren, een van de drijvende krachten achter de populistische revolutie die nu gaande is, met Brexit en het presidentschap van Donald Trump als voorlopige mijlpalen. In het Amerika van Trump is die tegenstelling misschien wel het schrijnendst. Ja, ook de Amerikaanse economie is weer volledig– of zo lijkt het – hersteld van de diepe crisis in 2008.
De Dow Jones staat alweer op een all time high. De industrie draait weer op volle toeren en alle cijfers staan comfortabel in het groen. Maar in de praktijk profiteert lang niet iedereen daarvan. Slechts de tien procent hoogste inkomens verdient nu méér dan in 2006, het laatste jaar voor de crisis losbarstte. De rest heeft zijn inkomen zien dalen in de laatste tien jaar. En die trend is niet alleen van de laatste tijd: van 1979 tot 2013 zag de één procent mensen met de hoogste inkomens hun jaarinkomen stijgen met 138 procent. De middenklasse-inkomens schraapten in die tijd een gemiddelde jaarlijkse loonstijging van slechts 0,2% bij elkaar.
Tekst door Pieter Kort