Hoe eindigt het rente-experiment?
Gefeliciteerd, u bent getuige van het grootste economische experiment dat ooit is uitgevoerd.
Sterker nog; u maakt er deel van uit. Hoe het afloopt? Dat weet niemand.
Jeroen Dijsselbloem is de gelukkigste minister van Financiën die Nederland ooit heeft gehad. Als hij geld wil lenen om het tekort van volgend jaar te financieren betaalt hij geen rente, maar krijgt hij rente van beleggers die zijn staatsleningen kopen. En mocht hij de overheidsfinanciën meteen maar eens voor de komende dertig jaar willen financieren, dan kost hem dat een rente van slechts 0,3%. Met zó weinig rente nemen beleggers nu genoegen als ze hun geld voor dertig jaar aan de Nederlandse staat uitlenen. Probeer dat maar eens voor elkaar te krijgen bij de bank als je je hypotheekrente tot 2045 wil vastzetten. Tegelijkertijd is de rente op spaarrekeningen zó laag – bij sommige banken al onder de 1% – dat sparen per jaar meer geld kost dan het oplevert. De belastingdienst gaat er namelijk standaard vanuit dat je over spaargeld 4% rente ontvangt, met als gevolg dat je (over spaargeld boven de € 21.300) meer belasting betaalt dan je rente krijgt. Toen het huidige belastingstelsel werd bedacht, eind vorige eeuw, was die 4% helemaal geen rare aanname. Sterker, het was destijds een behoorlijk conservatieve inschatting voor het rendement op vermogen.
Onzekere toekomst
In de tussentijd zijn we echter getuige geweest van het grootste wereldwijde economische experiment dat er ooit is uitgevoerd. Een experiment met heftige gevolgen en een nog altijd onzekere uitkomst. De laboratoria waarin die experimenten worden bedacht en uitgevoerd zijn de centrale banken van de wereld. En de proefkonijnen, dat zijn wij. De oorsprong van het experiment ligt in de financiële crisis. Nadat het financiële stelsel in 2008 in grote delen van de wereld door kordaat overheidsingrijpen was gered, kregen de centrale banken de taak om het wankele financiële systeem weer aan de praat te krijgen. De Amerikaanse Federal Reserve was de eerste die grootscheeps en onorthodox ingreep. Door de rente op 0% te zetten en voor honderden miljarden aan staatsobligaties op te kopen pompte de ‘Fed’ een reusachtige hoeveelheid geld in het systeem. Het idee achter die ‘kwantitatieve verruiming’ – ‘QE’ in economentaal – is dat banken en beleggers dat geld gaan gebruiken om mee te investeren of om geld uit te lenen aan bedrijven. Dat zou de economie moeten stimuleren en tegelijkertijd de banken gezonder moeten maken. Maar QE heeft ook risico’s: het werkt inflatie in de hand en het werkt verzwakkend op de munteenheid (niemand wil graag geld aanhouden waar nul of negatieve rente op zit). Zo’n zwakke munt is trouwens zeker geen nadeel: voor exporterende landen is een lage valutakoers juist een groot concurrentievoordeel.
Japan
De Amerikaanse economie is na een paar jaar QE redelijk opgekrabbeld en dat goede voorbeeld vond navolging. Japan pakte in 2013 uit met een reusachtig pakket aan monetaire stimulering. De rente was in Japan al extreem laag – al meer dan twintig jaar – dus ging premier Shinzo Abe de hardnekkige deflatie te lijf met zijn variant van QE, die inmiddels bekend staat als ‘Abenomics’. Tot nu toe met wisselend succes, maar dat komt ook omdat Abe dit jaar concurrentie kreeg van een new kid on the block: ECB-president Mario Draghi. Om de economie van de eurozone te behoeden voor dreigende deflatie en verdere stagnatie, kondigde Draghi begin dit jaar – zes jaar nadat de Amerikanen eraan begonnen – de Europese variant van QE aan: elke maand koopt de centrale bank in Frankfurt voor 60 miljard euro aan Europese staatsobligaties op.
Valuta-oorlog
In de drie grootste ontwikkelde economieën van de wereld, Amerika, Europa en Japan, hebben centrale banken jarenlang miljarden dollars per jaar de markt ingepompt – en in Japan en Europa zijn ze daar ook nog lang niet klaar mee. Wat heeft dat opgeleverd? De belangrijkste gevolgen op een rijtje:
■ De drie grootste monetaire zones in de wereld zijn verwikkeld in een valutaoorlog. Hoe lager de munt staat, hoe beter het is voor de export en economie.
Jarenlang deed Amerika dat het best, daarna lukte het Japan een tijdje om de yen succesvol te verzwakken en nu is Europa de bovenliggende partij.
■ Negatieve rente. De koopgolf door de ECB zorgt voor stijgende obligatiekoersen en dus – dat is een direct gevolg – voor dalende rente. De veiligste obligaties in Europa, waaronder die van Duitsland en Nederland, leveren geen rente meer op; je moet geld betalen om ze te mogen kopen.
■ Stijgende aandelenkoersen. Door spaar- en obligatierentes zó onaantrekkelijk laag te houden, worden spaarders en beleggers min of meer gedwongen om hun geld ergens anders in te steken; beleggingen waar wél rendement op te behalen valt. Aandelen en vastgoed hebben het de laatste jaren goed gedaan. De beurzen staan weer op of boven de niveaus van voor de crisis begon.
Goed nieuws, slecht nieuws
En de economie zelf dan, waar het allemaal om te doen was? Dat is lastiger te zeggen. In Japan wisselt het bijna per maand; dan weer goed, dan weer slecht nieuws over de economie. Europa is nog maar net begonnen, maar de eerste voortekenen zijn niet ongunstig: de euro en de beurzen doen wat ze moeten doen (respectievelijk dalen en stijgen), terwijl de kredietverlening weer iets lijkt aan te trekken en de inflatieverwachtingen toenemen – precies wat Mario Draghi wil. In Amerika is QE alweer gestopt. Het aanzetten van de geldpomp heeft daar prima gewerkt. Maar daar komt nu het volgende probleem bovendrijven: wat gebeurt er als de centrale bank ermee ophoudt? De economie draait er redelijk, maar nog niet zo soepel dat de Fed weer vlotjes de rente durft op te schroeven. Wat als er dan prompt weer een recessie uitbreekt?
Paardenmiddel
Want dat is het lastige van real life-economische experimenten zoals deze. Niemand weet hoe dit gaat aflopen. Vraag een econoom hoe het nu verder gaat en hij zal je vrolijk aankijken – want we maken dit experiment toch maar mooi mee – maar ook slechts kunnen gissen naar het antwoord. Toen de Fed met QE begon waarschuwden veel economen voor hyperinflatie, want zo’n levensgevaarlijke, uit de hand lopende prijsspiraal kan een gevolg zijn van het aanzetten van de geldpers. Het tegendeel kwam uit: in alle landen waar QE is opgestart is de inflatie juist beperkt gebleven. Dat een econoom het niet weet is tot daar aan toe, maar ook beleggers – de beheerders van onze pensioenfondsen – tasten in het duister. Staatsobligaties zijn de hoeksteen van hun pensioenportefeuilles, wat gebeurt daarmee als de centrale bank stopt met kopen? En de lage rente is ook nog eens funest voor de dekkingsgraad van diezelfde pensioenfondsen.
Maar het kan nog iets verontrustender. Ook centrale bankiers weten niet waar dit experiment eindigt. Een aantal bestuursleden van de ECB – waaronder de president van De Nederlandsche Bank – zag QE bij voorbaat al niet zitten en noemde het een “paardenmiddel met aanzienlijke bijwerkingen”. Mario Draghi
zal dat met ze eens zijn, want dat is het ook. Maar ook hij redeneert dat het middel waarschijnlijk niet erger zal zijn dan de kwaal. De geschiedenis zal uitwijzen of hij gelijk heeft. De hele wereld heeft het experimentele medicijn inmiddels ingenomen. Nu maar hopen dat de bijwerkingen meevallen.
Tekst: Pieter Kort