In iedere Zin legt Erik Jan Harmens aan de hand van gedichten van anderen uit waarom poëzie gelukkig maakt, of tot nadenken stemt. Deze maand het gedicht Wrijfklank van Charlotte van den Broeck.
Lotsverbondenheid
Wrijfklanken herken je aan de wrijving die ontstaat terwijl je bepaalde woorden uitspreekt. Lees ze hardop voor en voel het trillen in je mond bij woorden als ‘verhaal’, ’zoveel’ en ‘valt’. In dit gedicht vervalt een zoveelste verliefdheid. Op exact dit moment maken duizenden mensen ergens ter wereld een relatie uit. Die lotsverbondenheid maakt de pijn niet kleiner.
Slagader
De ex wordt hier opgevoerd als een geschrapt personage dat van de bladspiegel is gedonderd. We zien ’m niet meer, maar hij is allerminst uit onze gedachten: niet-geschreven lijkt hij méér levend. De naad waar de bladspiegel ophoudt, wordt verbeeld als slagader. Zonder naad valt een bundel (of deze Zin) uit elkaar, zonder slagader zakt een mens in elkaar. Eenmaal gevallen ligt hij daar ‘stil en alsof’. Alsof hij er nooit is geweest, wat je eens zo vervulde voelt leeg. En blíjft dat: het verdriet is ‘slijtvast’. Ook in dat woord zit een wrijfklank, steeds trilt het in je mond.
Stippellijn
De laatste regel van dit gedicht is geen gebod, maar een onafgemaakte uiting van verlangen. Alsof er een stippellijntje achter staat waarop we zelf mogen invullen wat voor mensen we willen dat een ander voor ons is. De dichter is zelf nog niet toegekomen aan het invullen van dat lijstje, haar geliefde is immers blijven liggen buiten het papier. Ver van hier.