Het boek beschrijft het leven van Nora van Middelaar in 3 periodes van haar leven: als puber thuiswonend, als studente op kamers in de grote stad en als volwassene proberend zich staande te houden in de wereld.
Het is al snel duidelijk dat Nora geen gewoon meisje is, al probeert ze zich wel aan te passen. Flats hebben een grote aantrekkingskracht, een mogelijkheid om vanaf te springen. Ze stelt exit-lijstjes met muziek samen voor op haar begrafenis. Depressies worden afgewisseld met manische periodes. Als student is ze in therapie maar voelt ze zich toch verloren in de grote stad. Een manische periode zorgt voor inspiratie en nieuwe inzichten die ze gebruikt om haar scriptie te schrijven maar die haar ook uitput. Ze zoekt hulp, krijgt de diagnose bipolaire stoornis en gaat lithium slikken. Het lukt haar om een baan te vinden die niet teveel eisen aan haar stelt. Als het te moeilijk wordt zoekt ze weer een andere baan. De medicijnen veranderen Nora (“Ik kan niet meer. Ik ben doodmoe. Dik. Dom. Ik functioneer niet.”) en ze besluit te stoppen. Ze gaat voortaan volgens haar eigen regels, haar eigen systeem leven. Het lijkt erop dat dit haar, met vallen en opstaan, gaat lukken.
Waarschijnlijk is in dit boek de waanzin van een bipolaire stoornis zo goed beschreven dat het verhaal soms lastig te volgen is. Ook de uitweidingen over filosofie zijn niet makkelijk toegankelijk. De motto’s aan het begin van elk hoofdstuk komen (denk ik) uit het evangelie van Thomas maar zijn soms moeilijk te duiden.
Het deel waarin Nora de regie over haar eigen leven terugneemt en besluit te stoppen met de medicatie is prachtig verwoord. Ook hoe het haar daarna lukt om zich staande te houden in de maatschappij zonder dat de mensen om haar heen daar veel van merken is goed geschreven.
Het boek laat gemengde gevoelens bij mij achter: moeilijk leesbaar en ontoegankelijk maar ook mooi verwoord. Ik geef het daarom 3 sterren.
Pauline Visser