De grande dame stopt
De 75-jarige Liesbeth List heeft een vorm van dementie.
De dementie is een gevolg van hersenletsel uit het verleden. Daarom neemt de grande dame afscheid van de bühne. Héél kort geleden spraken we met haar voor Zin 8. Een fragment uit het interview:
Waar ik vandaan kom
Haar moeder pleegde zelfmoord, haar vader stopte haar in een weeshuis. Later liet haar stiefmoeder de kleine Liesbeth List (1941) achter op Vlieland. Daar zong ze zodra ze kon, maar niemand mocht het horen. Zelfs haar intens liefdevolle pleegouders niet. Daar was ze te timide voor. Gelukkig waren daar de chansons, lerares Bep Ogterop en, uiteindelijk, Ramses.
“Mijn geboortehuis in Bandoeng op West-Java staat er nog steeds. Ik heb het bezocht. Het is prachtig maar het deed me niks. Ik heb er ook maar zo kort gewoond. Toen ik 1 jaar oud was, brak de oorlog uit. Mijn vader werd door de Japanners tewerkgesteld in de kolenmijnen, mijn moeder en ik kwamen in een kamp terecht. Na de bevrijding wachtte mijn moeder totdat ze met mijn vader werd herenigd en ze mij veilig aan hem kon overdragen. Daarna heeft ze zelfmoord gepleegd. Waarschijnlijk is ze in het kamp ernstig misbruikt door de Japanners en daarna kon ze het leven niet meer aan. Ze was pas 29. Ik heb geen enkele herinnering aan mijn moeder of aan het kamp. Verdrongen? Nee, dat denk ik niet. Ik was gewoon te jong. Ik was een baby toen ik het kamp werd binnengedragen en een kleuter toen mijn moeder stierf.”
“Mijn pleegvader zei altijd: ‘We zullen goed voor jou zorgen, meisje.’ Elke keer als hij dat zei, kwamen de tranen. Hij was zo blij met mij. En ze hebben inderdaad goed voor mij gezorgd. Alles was voor het meisje. Ik heb een heel goede jeugd bij hen gehad. Ze hebben me nooit geslagen of uitgescholden. Volgens mijn pleegmoeder was ik een druk kind. Ik hoor het haar ook nog zeggen: ‘Niet zo druk, hoor!’ Ik vond alles leuk: buiten spelen, binnen spelen. Vanaf mijn 8ste werkte ik ’s zomers in het hotel in de bediening. Dat vond ik leuk en ik kon het goed. Ik was vliegensvlug. De gasten vonden het prachtig, dus ik kreeg veel fooien. Dat geld mocht ik van mijn pleegouders houden. In de herfstvakantie, als het hotelseizoen voorbij was, ging ik altijd met mijn moeder naar Amsterdam om nieuwe kleren te kopen. Daar kocht ik dan iets moois van mijn spaargeld.”
“Ik hoefde me niet tegen mijn pleegouders af te zetten, durfde dat ook niet. Ik was ze dankbaar. Inmiddels zong ik weleens op schoolavonden: Franse chansons natuurlijk, want in die tijd was iedereen Francofiel. ’s Zomers had ik samen met mijn vriendin pret met de jongens en meisjes die vanuit het vasteland vakantie kwamen vieren en op de camping stonden. Wij gingen daar dan ook kamperen. Toen ik op een dag bij de vuurtoren langsging om wat geld te halen, zei mijn vader: ‘Het was gisteren wel laat, hè?’ Ik begreep niet hoe hij dat kon weten. Totdat hij het me uitlegde: ‘Ik kan het toch zien vanuit de toren?’ Terug op de camping heb ik mijn tent onmiddellijk naar een kuil verplaatst. Het viel nog niet mee om een plek te vinden buiten zijn zicht!”
“Nadat ik mijn hbs-a-diploma had gehaald, zei mijn pleegmoeder: ‘Weet je wat jij moet doen? Naar de modevakschool in Amsterdam.’ Ik vond het goed, al wist ik niet eens wat een modevakschool was. Het bleek niks voor mij. Na anderhalf jaar ging ik een opleiding bij Schoevers volgen. Mijn pleegmoeder had me op een schoolavond zien optreden en wilde graag dat ik in Amsterdam op zangles ging: ‘Je zingt zo lekker, meisje.’ Ze stuurde me naar Bep Ogterop want daar gingen alle beroemde Nederlandse zangeressen naartoe. Ik denk dat mijn pleegmoeder ook wel een beroemde dochter wilde hebben… Bij Bep Ogterop leerde ik hoe ik voor publiek moest zingen. Tijdens de eerste les zette ze me in de hoek, met mijn rug naar haar toe. ‘Zing maar.’ Zo lukte het. Als ik haar niet kon zien, verdween mijn verlegenheid. Na verloop van tijd draaide ze me om en… toen lukte het nog steeds. Dat heeft ze knap gedaan. Via Bep Ogterop mocht ik zingen op de radio en kon ik meedoen aan talentenjachten op televisie.”
“Natuurlijk stortte ik me in Amsterdam in het uitgaansleven. Ramses Shaffy heb ik in Le Fiacre leren kennen, een kroeg in de Lange Leidsedwarsstraat waar veel acteurs kwamen. Ik werd door mijn huisgenoot aan hem voorgesteld. Iedereen was gek op Ramses. Ik weet niet waarom hij uitgerekend aan mij aandacht schonk. Ik was toen nog niemand. Ik vond al die kunstenaars die ik ontmoette wél heel spannend. Ze waren losbandig. Ik niet. De mannen probeerden mij te versieren maar dat lukte niet. Ik wilde vrij zijn en was niet het soort meisje dat zomaar met iedereen mee naar huis ging. Op een dag vroeg Ramses of ik wilde meedoen aan zijn chantant-programma. Het was 1964 en ik had geen idee dat mijn leven een belangrijke wending had genomen.”
“Elke keer als ik over mijn vroege kindertijd nadenk, ben ik blij dat ik niet gek ben geworden, zoals mijn moeder. Het had zomaar gekund: het kamp, geen moeder, een vader die je in de steek laat, een boze stiefmoeder, mishandeling. Ik weet niet waarom ik er zo goed uit ben gekomen. Misschien omdat ik alleen vage herinneringen heb uit die tijd? Mijn vader emigreerde op mijn 10de met zijn nieuwe gezin naar Zuid-Afrika en stierf toen ik 21 was, voordat we over vroeger hadden kunnen praten. Ik heb altijd van dag tot dag geleefd. Er komen dingen naar me toe en als ik die niet jn vind, kijk ik de andere kant op. Ik wil geen negativiteit. Ik leef maar één keer en ik wil gelukkig zijn.”
Biografie
Liesbeth List (1941) is chansonnière en actrice. De ‘grande dame’ van de Nederlandse liedkunst begon haar carrière in de jaren 60 toen zij alleen (met onder meer het album List zingt Theodorakis) en samen met Ramses Shaffy (Pastorale) veel succes had. Na een rustige periode in de jaren 80, kwam ze in de jaren 90 terug met door Frank Boeijen geschreven nieuw materiaal en met de hoofdrol in de musical Piaf. Onlangs verscheen haar biografie: Liesbeth List. De dochter van de vuurtorenwachter (Luitingh-Sijthoff). List is weduwe van restaurateur Robert Braaksma, met wie ze dochter Elisah (1983) kreeg.
TEKST: LIDDIE AUSTIN | BEELD: MARCEL BAKKER | VISAGIE: MASCHA MEYER / HOUSE OF ORANGE