Mee met Mizee
Op zoek naar het museum over Hans van de Togt
Die expositie, dát lijkt je wel wat. Maar het is zo’n eind en wat moet je daar verder nog? Schrijfster Nicolien Mizee (1965) bewijst vanaf deze Zin dat elk stadje en elk dorp de moeite waard kan zijn. Deze maand reist ze af naar Amstelveen.
Rad van Fortuin
Het is een misverstand dat me in Amstelveen brengt: ik lees over het Jan van der Togt museum en denk verbaasd: hoe kun je nou een heel museum wijden aan een tv-presentator uit de jaren 80? Als ik ontdek dat de presentator Hans heette en niet eens familie was van Jan, zijn we al op weg.
Voorstad
Amstelveen is ook al geen voorstad van Amsterdam, zoals ik altijd dacht, maar een allerliefst plaatsje met een kerk, een plein en een oude school. In de kerk zit een kantoor, en de school is onderdeel van het museum dat er later aangebouwd is. Jan van der Togt blijkt vooral glaskunst te hebben verzameld. Gekleurd glas heeft iets betoverends.
Patatsnijder
Het doet me denken aan vroeger, toen ik door mijn knikkers naar de zon keek. Dan kom ik bij een hoekje waar keukengerei van vroeger hangt: een snijbonenmolen, een pureestamper en een flessenrek. Eén apparaat kan ik niet thuisbrengen. “Een patatsnijder,” zegt de mevrouw van de balie. “Jan van der Togt was de eigenaar van de Tomado fabriek.” Dat is mooi. Je geld verdienen met praktische producten en het dan weer uitgeven aan objecten die geen enkel nut hebben, maar alleen maar mooi zijn.
Ganymedes
Als we even later het dorp weer in lopen, passeren we een verrekijkerwinkel. Dat treft! Ik hol naar de auto en haal mijn verrekijker uit de achterbak. ‘Ganymedes’ staat er op het uithangbord. Was dat niet een planeet? Inderdaad: de winkel staat vol sterrenkijkers, imponerende toeters. Een lange, broodmagere man komt onhoorbaar aan lopen. “Kunt u dit repareren? De uitschuifstukjes vallen er steeds af. Vier van de zes schroefjes ontbreken.”
Even zoeken
De man neemt mijn kijker aan, knikt zwijgend, pakt een grote doos met schroefjes en stort die uit over tafel. Hij gaat zitten en begint te zoeken. Is dit een grap? “Ik dacht eigenlijk dat u gewoon een standaardschroefje uit een laatje zou halen,” zeg ik een beetje onzeker. “Het is altijd even zoeken,” zegt de man, zonder op te zien. Even zoeken? Dit gaat uren duren. Er staan geen stoelen in de winkel. Mijn echtgenoot gaat buiten op de stoep zitten. Ik voeg me bij hem. Dat broodje moeten we maar vergeten; we mogen blij zijn als we voor het eten thuis zijn. Onthaasten in Amstelveen.
Patattenbakker
“Ik heb er één,” klinkt het vanuit de winkel. Ik sta op en loop naar binnen. “Nog maar vijf,” zegt de man. Zijn lange vingers schuiven telkens kleine hoopjes schroeven opzij. “Hoe lang bestaat deze winkel al?” vraag ik. Zijn vader was ermee begonnen. Hij was patattenbakker. Twintig jaar bakte hij patatten. “Maar zijn hart lag bij het sterrenkijken. Hij begon deze winkel vanuit de gang van ons huis.”
Carrièreswitch
“Van de patatten naar de sterren,” zeg ik. Ik denk aan Jan van der Togt, die van de patatsnijders in de glaskunst kwam. “Een hele carrièreswitch,” zegt de man. “Kijk, daar heb ik er weer een. O nee. Te groot.” Tegen de tijd dat de kijker weer in elkaar zit, ben ik volmaakt ontspannen. “Wat krijg u van me?” vraag ik. Vijf euro.
Tijdloos
We rijden naar huis. Een kerk die geen kerk is, een school die geen school is, maar een winkel zoals je je een winkel droomt: tijdloos.