Nóóit meer een man….Of toch wél?
Els Rozenbroek koos altijd voor foute mannen: Als ik érgens spijt van heb, is het mijn mannenkeuze. Deel 2
Was haar leven anders verlopen als ze niet drie keer voor De Foute Man was gevallen? Ongetwijfeld. Toch maakte dit heerschap Els Rozenbroek (1957) tot de vrouw die ze nu is: binnengehengeld door haar Grote Liefde. Gisteren las je deel 1. Vandaag het vervolg.
Als ik érgens spijt van heb, is het mijn mannenkeuze. Die is jarenlang niet al te best geweest. Je zou kunnen zeggen dat ik kampioen ben in het kiezen van druiloren, klojo’s en zakkenwassers. En daar heb ik niet eens een gouden medaille voor ontvangen, wat de zaak nóg tragischer maakt. Dit zijn ze, de mannen, op volgorde van binnenkomst:
MAN nr. 3: De Fransman (& de bruiloft)
Opnieuw was ik zeven jaar alleen. En toen, mijn zoon woonde net op kamers, ontmoette ik op een Turks strand man nummer drie. Dit keer was het een Parijzenaar. Hij was al jaren gescheiden en vader van een volwassen zoon en dochter. Voor ik het wist woonde ik de ene helft van de maand in Frankrijk en de andere helft in Nederland. En ja hoor, daar was hij weer: die vermaledijde regenboog. Aarzelend begon ik te dansen.
Soepel in de heupen
Na twee mislukte dansen inclusief struikelpartijen ben je niet meer zo soepel in de heupen. De Parijzenaar was echter een goede danser. Reuze charmant en zeer verliefd. Al snel voegden mijn heupen zich naar de zijne. Na een jaar besloten we in Nederland te gaan wonen. Hij verkocht zijn bedrijf en zou gaan rentenieren. We kochten een monumentenpandje in een oud vestingstadje. De bruiloft was een van de mooiste dagen van mijn leven. Mijn jurk was rood, mijn haar glansde, mijn vader speechte, mijn vriendinnen zongen, het tafelzilver glom, mijn bruidsboeket was beeldschoon. Heel veel later las ik een interview met Rosalie van Breemen, de Hollandse die twee kinderen heeft met Alain Delon. “Trouw nooit met een Fransman,” zei ze. “Zo charmant als hij is vóór de bruiloft, zo chagrijnig is hij erna. Als je ziek bent, slaat-ie op de vlucht, hij moppert en tiert en verwacht van jou dat je op hoge hakken in de keuken staat om driegangendiners voor monsieur te bereiden.” Klopt als een bus, dat kan ik je vertellen.
Mijn Parijzenaar
Mijn Parijzenaar veranderde al snel in een strenge criticus. Ik telefoneerde te vaak, kookte slecht en had te veel vriendinnen (Franse vrouwen doen niet aan vriendinnen). Ook Nederland beviel hem niet. Het brood kon er nog net mee door maar de slager, groenteboer en supermarkten wilden niet deugen. De buren waren te amicaal. De televisie was te plat. Van de weeromstuit begon hij steeds meer te drinken. Verbolgen zat-ie aan de wijn. Als ik drie minuten later dan afgesproken thuiskwam, praatte hij de hele avond niet met me. Toen ik een longembolie kreeg vond hij dat vooral aanstellerij. Was het nou echt nodig een paar dagen op de intensive care op het randje van de dood te zweven? Na de longembolie kreeg ik slokdarmkanker. Dat zinde hem ook niet. Hoezo kon ik na de operatie een paar weken niet eten? Was dat niet een beetje overdreven? Ik heb het geprobeerd. Echt. Maar na zeven jaar besloot ik dat ik te oud was om me te laten ringeloren door een boze man en verzocht hem vriendelijk naar Frankrijk terug te gaan. Hij gehoorzaamde braaf. Op een dag reed er een verhuisbusje voor, er werd druk met dozen gesjouwd en ik zwaaide mijn echtgenoot vriendelijk uit. Voor hij de hoek omreed, toeterde hij nog even. Exit Fransman.
Genezen hart
Ik sloot mijn voordeur en keek rond in de huiskamer. Er stond alleen nog een eettafel met zes stoelen. Ik pakte mijn huissleutel en tas en reed naar een woningwinkel waar ik een oranjerode fluwelen bank kocht en een grote poef. De bank werd al snel de Baarmoeder gedoopt door mijn vrienden. Dat was het ook. Een warm hol. Een behaaglijke ruimte die me omsloot en waarin mijn hart kon genezen. Nooit meer een man, besloot ik. Ten eerste had ik een beroerde hand van kiezen, ten tweede moest er met mij wel heel veel mis zijn als ik drie relaties naar de Filistijnen had geholpen. Op mannengebied had ik ernstig gefaald, zoveel was duidelijk. Twee jaar later ontmoette ik de man met wie ik nu alweer vijf jaar ben getrouwd. Een bos krullen, een lekker groot lijf. Ik keek in zijn ogen en dacht: op jou heb ik dus mijn hele leven gewacht. Na de eerste zoen trok hij bij me in. “Kijk,” zei hij en wees naar buiten: “Een regenboog.” Ik keek uit het raam. Het was een dubbele, twee volmaakte halve cirkels.
MAN nr. 4: De Gentleman (& de eeuwige liefde)
Nu ben ik 60 en als ik zie hoe makkelijk het is met deze man, hoe vanzelf alles gaat, en hoe fijn het is zelden of nooit ruzie te hebben, bekruipt me een groot gevoel van spijt. Om alle verspilde tijd, alle jaren dat ik hem niet heb gekend. Hoe anders zou mijn leven zijn verlopen als ik met deze man een gezin had gesticht, als ik samen met hem volwassen zou zijn geworden.
En toch: misschien is spijt niet het juiste woord. Spijt heb je nadat je tegen beter weten in iets doms doet. Als je je innerlijke stem negeert. Niet naar je intuïtie luistert. Misschien moet ik het geen spijt maar weemoed noemen. Weemoed om de kinderen die ik nooit heb gekregen. Om de jaren die ik door mijn vingers heb laten glippen. Om de tranen die ik heb vergoten om mannen die mijn verdriet niet waard waren. Maar mijn liefdes hebben me gemaakt tot wie ik ben.
Van ze gehouden
De hufter die me in de steek liet toen ik zwanger was. De klojo die meer hield van zijn ex dan van mij. De Fransman die liever mopperde dan danste. Ik heb van ze gehouden, ik heb met ze gevreeën en ik heb ruzie met ze gemaakt. Ik heb ze aanbeden en vervloekt. Ze hebben me gemaakt tot wie ik ben. Als ik mijn leven over zou mogen doen, wist ik het wel. Ik zou minder romantisch en naïef zijn en doelbewust op zoek gaan naar de man die ik nu heb. Trouw, lief, zorgzaam en een echte heer. Iemand die me beschermt als ik word aangevallen, iemand die voor me zorgt als ik ziek ben, iemand die mijn hand pakt als we in de auto zitten. Ik zou hem zoeken en niet rusten tot ik hem had gevonden. En na de eerste kus zou ik hem nooit, echt nooit meer loslaten.
TEKST: ELS ROZENBROEK