Journalist Dominique Prins (1969) heeft een man, twee zoons, twee katten en een moeder. Do’s vader Gé (1939) heeft haar nu het hardst nodig – al geeft hij dat niet graag toe. In Zin schrijft ze over zijn ziekte.
De vorige keer: Gé moet het sinds de operatie stellen met driekwart van zijn oorspronkelijke lever. Hij moet regelmatig onder de scan en is enorm afgevallen. Maar alles bij elkaar gaat het eigenlijk best aardig met Do’s vader.
Vertrouwd
In onzekere tijden ben ik blij met rituelen. Een bezoekje aan opa Gé met man en zoons verloopt ondanks alles hartverwarmend vertrouwd. Nou ja, bíjna. Als mijn vader de deur opent, zie ik de lamswollen trui die zijn buik ooit omspande. Tegenwoordig slobbert de trui om zijn magere lijf. De boord van het overhemd is inmiddels een paar maten te wijd. Maar verder klopt alles.
De begroeting
De begroeting bijvoorbeeld. Opa geeft zijn kleinzoons een hartelijke kus en grapt zoals altijd: “Ik kan er bijna niet meer bij.” De jongens zijn nogal lang en opa vertoont inderdaad enige krimp. Dan begint het volgende ritueel: dat van koffie en thee met iets erbij. ‘Iets’ is bij mijn vader een rekbaar begrip. Hij somt op: “Bruine en witte broodjes, hard en zacht, krentenbollen en saucijzenbroodjes. En ik heb ook appelflappen.”De kleinzoons slaken een opgeluchte zucht, onderweg naar opa was dat hun belangrijkste zorg.
Alles is vers
Jarenlang was de aanwezigheid van appelflappen net zo vanzelfsprekend als de zon die elke dag opkomt maar met alle ziekenhuis hectiek van de afgelopen maanden, was dit niet langer een zekerheid. Uiteraard komt alles vers van de warme bakker waar mijn vader normaal gesproken hooguit twee keer per week één Weense snijder koopt. De dames achter de toonbank weten dan ook hoe laat het is als hij zijn monsterbestelling ophaalt: “De kleinzoons komen zeker langs vandaag?” Hij verdwijnt naar de keuken om thee te zetten – losse blaadjes uiteraard, van ‘zakjes gruis’ moet hij niks hebben. Koffie is er ook, al is het maken daarvan wat spannender sinds hij zichzelf trakteerde op een nieuw Dolce Gusto-apparaat. Direct na aanschaf heb ik er een foto van gemaakt, zodat ik zelfs telefonisch aanwijzingen kan geven om mijn vader door het koffiezetproces heen te loodsen.
Optimaal genieten
Vandaag is dat niet nodig; het apparaat geeft zich snel gewonnen. Zelfs de vaderlijke raadgeving ontbreekt niet als ik aanbied te helpen met de broodjes: “Kijk uit dat je niet in je vingers snijdt.” Ik knik plechtig maar vanbinnen geniet ik. Natuurlijk is er jong belegen Weydeland – een plat stuk graag – en zijn er broodjes halfom. En daar is de gerookte zalm – wilde rode, niet die ‘laffe oranje’. “Peper op de zalm?” Graag pap. “Beetje honing erin?” vraagt hij bij het inschenken van de thee. Zoals altijd antwoord ik: “Nee, dank je.” Om vervolgens een glas honingzoete thee te krijgen want ook dat hoort bij het ritueel. Mijn vader is vergeten in welk glas hij de honing heeft gedaan. Daarna volgt de onvermijdelijke vraag: wat gaan we doen? En al twintig jaar staat ook daarvan de uitkomst vast: regen of niet, we maken een wandeling over de Veluwe. Op de terugweg naar huis voel ik me intens tevreden. Ik heb maar één wens: nog heel veel van zulke bezoekjes graag.