‘Ik bloeide op nadat ik mezelf accepteerde’
Doordat Hein is geboren met een schisis, durfde hij ‘het leven niet te leven’
Opnieuw de straat op durven gaan, opnieuw leren eten, opnieuw leren zwemmen. Jezelf eindelijk accepteren. In Zin 2 staan ingrijpende verhalen van doorzetters. Vandaag het verhaal van Hein Roth (1963). Doordat hij is geboren met een schisis, durfde hij ‘het leven niet te leven’. Nu is hij bezig met een inhaalslag.
Pispaal
“Mijn ouders moeten zich kapot geschrokken zijn toen ze mij voor het eerst zagen. Kan niet anders. Ik had een enkelzijdige lipspleet en kaakspleet. Mijn hele mond lag open – zoals een schisis er in het begin uitziet. Dat moet heftig zijn geweest. Ze hebben er nooit over gepraat. Mijn afwijking ging in de doofpot. Ik werd als klein kind twee keer geopereerd omdat het moest en daarmee was het klaar. Voor mij werd die schisis een probleem toen ik naar school ging. Het springt in het oog, het maakt me anders. Ik kreeg gemene blikken, nare opmerkingen. ‘Hé, hazenlip.’ Vol min achting. Het ergste vond ik al dat gelul achter je rug om. Dat je ze ziet smiespelen en je het nét niet hoort maar weet dat het over jou gaat. Ik was per definitie de pispaal. Ik weet nog dat ik op mijn 16de had geaccepteerd dat ik nooit een meisje zou zoenen. Wie wilde mij nou kussen? Op schoolfeestjes stond iedereen te schuifelen. Drie keer raden wie er in zijn eentje stond te dansen. Ik hield de humor er wel in, maar het voelde vreselijk.
Onzeker
In de spiegel kijken deed ik niet graag; de onzekerheid over mijn uiterlijk, en dan vooral mijn gezicht, was groot. Ik praatte er niet over. Ik probeerde mijn snor te laten staan, zodat die het zou verbergen. Maar: over die littekens groeien geen haartjes. Als ik een rotopmerking kreeg, ging ik meteen met diegene op de vuist. Daardoor werd ik nog meer het buitenbeentje. Ik deed ook nooit wat leuks met vrienden, zat het liefst binnen en vereenzaamde. Hein de einzelgänger. Tennis was mijn uitlaatklep. Ik was er goed in, had talent. Ik ging overcompenseren, wilde per se alle wedstrijden winnen. Ik denk dat ik dankzij die sport mijn onzekerheid geleidelijk ben kwijtgeraakt. Lange tijd durfde ik niet voor de groep te staan om les te geven. Wie wil mij nou als leraar? Tot ik na een gesprek met een collega tóch de stap zette. Binnen een jaar gaf ik groepen kinderen en volwassenen tennisles. Wat een verademing! Eindelijk een plek waar ik niet werd afgekeurd om mijn uiterlijk: die schisis had er geen ene moer mee te maken of ik goed lesgaf.
Nieuwe wereld
Er gaat een wereld voor je open als je wordt geaccepteerd – én jezelf accepteert. Ik bloeide op, durfde mezelf te laten zien en zat steeds beter in mijn vel. Dacht ook: misschien kan ik nieuwe mensen ontmoeten, krijg ik wel verkering. Wie weet. Logisch dat ik toen ook verliefd werd op een leuke vrouw. En zij op mij. Elise is zestien jaar jonger, studeerde toen nog. Ik vond het fantastisch. Ging met haar mee naar feestjes, de kroeg in. Alsof ik mijn studententijd opnieuw beleefde – maar dan zónder rotopmerkingen, faalangst en onzekerheid. De liefde werd sterker, mijn tennislessen nóg beter en ik maakte vrienden. Ook doorbrak ik het taboe bij mijn moeder. Ik praatte voor het eerst met haar over mijn afwijking, 82 was ze. ‘Goh, communiceren over zo’n schisis is nu wél belangrijk hè,’ zei ze. Eindelijk.
Inhaalrace
Elise en ik kochten een huis, trouwden en kregen drie prachtige kinderen. Ik heb recent twee operaties ondergaan. Eentje om vrijer te kunnen ademen door mijn neus, de ander esthetisch, om mijn neus rechter te zetten. Niet omdat ik doodongelukkig was, maar omdat het kón. Je ziet er bijna niets meer van en voor spiegels ben ik nu niet meer bang. Weet je wat het is? De eerste 33 jaar van mijn leven stond ik stil. Mede door die schisis. Ik durfde niets, verlamd door angst. Nu voelt het alsof ik alles aan het inhalen ben. Alles gaat in een stroomversnelling, mijn leven is een inhaalrace. En ik heb er veel schik in.”
Lees hier het verhaal van Marjolein Assenbroek (1964). Ze had een kwaadaardige tumor onder haar tong. Nadat ze was genezen, moest ze opnieuw leren praten en eten.
Hier het verhaal van sportman Maurice Wiegman (1966). Hij raakte door een zeldzame spierziekte verlamd. Met een speciaal pak heeft hij weer leren zwemmen.
En het verhaal van Joke Mokveld (1955). Ze durfde door pleinvrees een jaar lang haar huis niet uit. Ze dwong zichzelf weer de straat op te gaan, en emigreerde daarna voor haar werk naar Zuid-Afrika.
TEKST: LISANNE VAN SADELHOFF. BEELD: MARK UYL STYLING: PAULA SCHOUTEN (COLORENCO) VISAGIE: MINKE BOEIJEN