Renate Dorrestein (1954) schrijft in iedere Zin waar een vrouw zoal tegenaan loopt – tegenwoordig vooral zichzelf.
Super zacht leer
Wat een fijn tasje heeft de man van mijn dromen toch altijd bij zich. Het is van super zacht leer, zijn hele leven past erin, en wat het belangrijkste is: hij heeft het al ruim twintig jaar. Tasje en hij hebben samen een hoop avonturen beleefd. Oei oei. Zoals die keer dat hij het vergat op een terras in Pisa. Of die keer dat hij het in Amerika in het vliegtuig liet liggen. Dat alles heeft de band alleen maar verstevigd. De band wel, maar het stiksel niet. De voering evenmin.
Een nieuwe
Getsie, tasje wordt wel erg vodderig opeens. “We gaan een nieuwe kopen,” zegt mijn man vastberaden. Oké. Wij naar het meest nabijgelegen lederparadijs. Ze hebben er alles. Je kunt het zo gek niet verzinnen of het is er te koop. Alleen een tasje zoals mijn man wil hebben, dat is nou nét het enige dat ontbreekt. Dit gaat een project worden, dat voel ik aan mijn water. En inderdaad sjouwen wij vervolgens elke vrije tel langs berg en dal op zoek naar een nieuwe lieveling. Het luistert nauw.
De vakjes
Het zit ’m in de hoeveelheid vakjes, in de afwerking van de naden, in de souplesse waarmee je je hand onder de flap kunt laten glijden, in de geur. “Weet je,” zeg ik tegen mijn man, “aan een nieuwe tas moet je gewoon even wennen.” Luister naar me, schat, als vrouw ben ik een ervaringsdeskundige. Ik koop bij wijze van spreken bij elk nieuw paar schoenen een passende tas! Ik kijk naar mijn fronsende man tussen al die honderden tassen en ik zie dat iets verschrikkelijks hem begint te dagen. Ach en wee.
Het oude tasje
Zijn tasje moet worden vervangen, oké dan, daaraan valt niet te ontkomen. Maar blijkbaar is er op de hele wereld maar één zo’n tasje, het is dus onvervangbaar! Hoe moet dit nou? Deze dan maar? Ho, nee, te vierkant. Die dan? Nee, te diep. Of deze! Opeens verrukt houdt hij me zijn vondst voor. “Te klein,” oordeel ik. Hij wimpelt me weg: het leer is zo zacht, de flap valt zo soepel. Op naar de kassa dus. Thuis haalt mijn man zijn spullen uit zijn oude tasje. Het zijn er veel te veel voor in het nieuwe, dat ziet ook hij in één oogopslag nu hij tegenover die hele berg aan tafel zit. Maar dat ligt niet aan het nieuwe tasje; het nieuwe tasje is bij voorbaat alles vergeven. Het ligt aan hemzélf, zegt hij zwijmelend van verliefdheid. Hij moet gewoon minder spullen met zich mee willen torsen. Ja hoor, een nieuwe band is geschapen.