Wie wast dit spaarvarkentje?
Nergens in de wereld wordt zoveel gespaard als in Nederland.
Met meer dan 1,2 biljoen euro in de pensioenpot hebben we onze schaapjes keurig op het droge. Toch maakt veertig procent van ons zich zorgen over het pensioen. Terecht?
Spaarzaam
Wat zijn we toch een verstandig en spaarzaam volkje. Nergens in de wereld wordt, relatief gezien, zo veel gespaard voor later als in Nederland. In onze pensioenpotten zit meer dan 1,2 biljoen euro; dat is zo’n 170% van het Bruto Nationale Product. Dat doet niemand in de wereld ons na. Als één volk zijn schaapjes op het droge heeft, dan zijn wij het wel.
Gek genoeg zijn we daar zelf nog helemaal niet van overtuigd. Veertig procent van de Nederlanders maakt zich zorgen over de hoogte van hun pensioen en vraagt zich af of ze hun huidige levensstijl op latere leeftijd kunnen handhaven. Dat is nogal wat voor een land dat in alle pensioenstelsel-hitparades consequent in de top 3 staat.
Moeilijk te voorspellen
Waarom maken we ons toch zulke zorgen? En zijn die zorgen terecht? Om heel eerlijk te zijn: dat weten we niet precies. Pensioen lijkt iets voor brave rekenmeesters: je hebt nu zoveel geld, later is er zoveel nodig. Hoe moeilijk is het om dat een beetje op elkaar af te stemmen?
Nou, best moeilijk, als het erop aankomt. Pensioensparen is een duursport: tussen het moment waarop je je eerste premie betaalt en het moment van pensionering zit vaak meer dan dertig jaar. In die tijd kan veel gebeuren. Een paar dingen kunnen we redelijk goed voorspellen, bijvoorbeeld de bevolkingssamenstelling.
Zo weten we nu al dat er in 2040 tegenover iedere gepensioneerde twee werkenden staan. Nu zijn dat er nog vier. Dat er straks meer moet worden opgehoest door minder mensen zal niemand een verrassing kunnen noemen. Andere dingen kunnen we veel minder goed voorspellen. Hoe duur is het leven over dertig jaar? Dat hangt van zoveel externe factoren af dat er nu niets zinnigs over valt te zeggen.
Hoe houdbaar is het
Hetzelfde geldt voor beleggingsrendement. Een belangrijk deel van de toekomstige pensioenpot wordt bepaald door wat er met beleggingen wordt verdiend. Historisch gezien groeien de beleggingen van pensioenfondsen met zo’n 7% per jaar. Dat is prima, maar: hoe houdbaar is dat? Pensioenfondsen beleggen veel in obligaties.
Omdat de rente zo’n dertig jaar aan één stuk is gedaald, hebben obligaties veel winst opgeleverd (obligaties stijgen in koers als de rente daalt en vice versa). Maar als de rente nu eens lange tijd gaat stijgen, zoals sommige analisten verwachten, wat gebeurt er dan? In elk geval is die 7% geen zekerheidje voor de lange termijn.
Hollandse spaarzin
De financiële crisis, het verhogen van de pensioenleeftijd en het gedoe met te lage dekkingsgraden hebben ook niet meegeholpen om het vertrouwen in het pensioenstelsel hoog te houden. Nog erger: de solidariteit tussen groepen, die altijd de basis voor het Nederlandse stelsel was, brokkelt af. Jongeren voelen zich de dupe van ouderen die de pensioenpot leegslurpen voor zij aan de beurt zijn, terwijl de ouderen het pensioen waar ze hun leven hard voor gewerkt hebben stukje bij beetje zien afkalven.
Minder hoog opgeleiden in zware beroepen voelen zich tekort gedaan ten opzichte van hoogopgeleiden: ze beginnen vaak eerder met premie betalen maar moeten ook nog eens langer doorwerken. En zo komen er langzaam scheurtjes in dat indrukwekkende Nederlandse pensioenbouwwerk.
Niets wat niet te fiksen is trouwens; er wordt al gestudeerd op plannen om over te gaan naar individuele pensioenpotjes die de opgelegde solidariteit tussen de verschillende groepen overbodig maken. Het is aan onze Hollandse spaarzin te danken dat we daar gelukkig even de tijd voor kunnen nemen.
Door Pieter Kort (1965), hoofdredacteur van platform IEX.nl