Mee met Mizee naar Dordrecht
Die expositie, dát lijkt je wel wat. Maar het is zo’n eind en wat moet je daar verder nog? Schrijfster Nicolien Mizee (1965) bewijst in deze Zin dat elk stadje en elk dorp de moeite waard kan zijn. Marianne van der Velden zoekt er de leukste tips bij.
Grondzeef
Ik ging naar Dordrecht voor een grondzeef. Drie jaar geleden was ik in de gelegenheid een grondzeef te stelen en ik heb het niet gedaan. Nog altijd trek ik me de haren uit het hoofd van spijt. De zeef lag op een tuin die verlaten en verwilderd was. Ik had hem zo mee kunnen nemen. Maar ik durfde niet. Korte tijd later zag ik zo’n zeef in een tuinwinkel. Ik vond hem nét te duur. Toen ik een week later terugkwam was hij weg. Op naar Dordrecht. We beginnen met koffie in Villa Augustus, een hotel in een oude watertoren.
De grote moestuin voorziet het restaurant en het winkeltje van verse groente. Zo hoort het: korte lijnen van grond naar mond. Het restaurant zit in het oude pompgebouw: een lichte ruimte met een industriële uitstraling. Het winkeltje heeft stapels boeken over tuinieren en koken – gauw doorlopen maar. “Dit zou het klooster van de toekomst kunnen zijn,” zeg ik tegen mijn man. “Tuinwerk, stilte, eten van het land.” We rekenen af en kijken toch even in het winkeltje. Geen grondzeef. Maar we hebben nog een kans: Vreeken’s Zaden, waar ik altijd mijn pootuien bestel.
Herkenbaar
Tot mijn verrassing ligt de winkel midden in de historische binnenstad met zijn prachtige grachten. “Hé, maar daar dat ken ik!” roep ik ineens. “Ja,” zegt mijn man, “je hebt hier opgetreden tijdens het festival.” Inderdaad, vorige zomer heb ik in het stadhuis van Dordrecht met een accordeonist een lezing gehouden over literatuur en muziek. Hier komt een tip: ga naar het stadhuis en bezichtig daar de schitterende muurschilderingen van de schilder Kennedy. Het hele stadhuis is trouwens de moeite waard. De mensen die het festival bezochten, werden in bootjes van de ene lezing naar de andere gevaren. We lopen de route na. “Als je daar woont,” zeg ik, “kun je in het raam gaan zitten en pootje baden in de gracht.”
En dan roep ik: “Maar dat is onze ets!” “Willem Witsen,” zegt mijn man. “De grote Dordtse schilder. Je zou hier een hele Witsenwandeling kunnen maken en veel herkennen van wat hij een eeuw geleden geschilderd heeft. Het staat er allemaal nog. En waarschijnlijk beter opgeknapt dan in 1900.” We steken de gracht over via de Pelserbrug en lopen de Voorstraat in. Vreeken’s Zaden is een ouderwetse winkel die als het winkeltje van Malle Pietje in Swiebertje van onder tot boven is volgestouwd. Wanden en wanden vol eigen geteelde zaden en knollen. “Ik weet niet waar ik moet beginnen!” zeg ik zenuwachtig. “Het is te veel.”
Expositie
“Je zocht een grondzeef.” Dat is waar ook. “Heeft u misschien een grondzeef?” vraag ik aan een jongen die met dozen sjouwt. “Wel vijf,” zegt hij en wijst omhoog. Daar hangen vijf verschillende grondzeven. Ik beheers me en koop er één. Even later lopen we door de zon naar het Dordrechts Museum waar de expositie van Jongkind gelukkig nog steeds is.
Ik ben in een onstuitbaar goed humeur nu ik weet dat in de garderobe mijn tas met grondzeef staat. Nog even voor ik op mijn knieën in de warme aarde zal liggen, zaaien, wieden en oogsten en de verbinding kan voelen tussen de wereld en mijzelf.
Meer tips staan in Zin 5 en deze is onder andere hier te koop.