‘Hoe vaak huppel je nog als volwassene?’
Als eerbetoon een column van Renate Dorrestein
Renate Dorrestein (1954) was van 2013 tot haar overlijden in 2018 columniste van Zin. Als eerbetoon aan Nederlands liefste en grappigste schrijver plaatsen we de komende weken elke dag een column van Renate.
Huppelen
Er waren van de week twee kleine meisjes bij mij op de stoep aan het krijten. Ze tekenden roze en paarse harten, een scheve regenboog en poppetjes met harkhanden. Meteen zag ik mezelf weer, krijtend, hinkelend en touwtje springend. Ik herinnerde me elastieken twist en hoelahoepen, en dat je op zomaar een willekeurige dag allemaal tegelijk je knikkerzak tevoorschijn haalde. Alsof er een signaal was afgegaan. Heel die heerlijke wereld kwam bij me terug, van zó in je spel opgaan dat je vergat dat er nog andere dingen bestonden. En kijk, een van de krijtende meisjes stond op en huppelde een eindje over de stoep. Ze ging nergens heen, ze huppelde gewoon een stukje, zoals alleen kinderen om niks kunnen huppelen. Hoe vaak doe je dat nog als volwassene?
Meteen riep ik mezelf tot de orde. Ik geloof helemaal niet dat jonge kinderen per definitie onbezorgd zijn en dat je jeugd de gelukkigste tijd van je leven is. Ik geloof ook niet in de ‘onschuld’ van die kleintjes. Het zijn soms gemene etters of vervelende klieren. Maar toch, kijkend naar die twee gelukzalig spelende meisjes, vroeg ik me even af of kleine kinderen een speciale eigenschap of kwaliteit bezitten die je verliest wanneer je volwassen wordt.
Dat kan helemaal niet
Dezelfde middag kreeg ik het antwoord, of een deel daarvan, toen mijn buurmeisje Mijntje van 4 voor een kletsje langskwam. Ze doolde wat door mijn werkkamer totdat haar blik op een kleuterfoto van mijn jongste zusje viel, op haar ooghoogte op een plank. Verrast riep ze uit: “Hé, waar is die nou?” en begon al voortvarend onder mijn bureau te kijken. “Ze is er niet meer,” zei ik. Hierop ging Mijntje op haar kousenvoeten pirouettes draaien, terwijl haar brein zichtbaar in de weer was. “Waarom is ze er niet meer?” vroeg ze ten slotte. “Omdat ze is doodgegaan,” zei ik. Eén tel stond Mijntje stil en keek nog eens goed naar de foto van dat leuke kleine meisje. “Dat kan helemaal niet, hoor,” zei ze toen tegen mij maar vooral tegen zichzelf. En hup, ze deed nog een dansje.
Misschien, bedacht ik me, is dit het belangrijkste verschil tussen grote en kleine mensen: wie nog maar kort leeft, heeft meestal geen weet van de dood en beseft dus ook niet hoeveel dierbaren je in de loop van je leven zult moeten begraven en onstilbaar zult missen. Dat Mijntje zelf sterfelijk is, zal helemaal nog geen tel bij haar opkomen. Gelukkig maar, want waarom zou ze anders dag in, dag uit zo hard en zo energiek haar best doen om op te groeien?
Deze column verscheen eerder in Zin 1- 2014
Foto: Merlijn Doomernik