Renate Dorrestein (1954) was van 2013 tot haar overlijden in 2018 columniste van Zin. Als eerbetoon aan Nederlands liefste en grappigste schrijver plaatsten we de afgelopen weken elke dag een column van Renate.
Van alle gedaantes waarin de dood kan komen, is zelfmoord voor de achterblijvers misschien wel de verschrikkelijkste. Zij worden opgezadeld met vragen die voor altijd onbeantwoord zullen blijven. En vaak ook met het gevoel dat ze iets hadden moeten doen of juist hadden moeten nalaten om hun dierbare voor het leven te behouden.
Zelfmoord
Zelf heb ik er ruim dertig jaar over gedaan om niet meer in elkaar te krimpen bij de herinnering aan mijn jongste zusje, dat op haar 20ste zelfmoord pleegde. Ik dacht dat ik me de rest van mijn levensdagen schuldig en tekortschietend jegens haar zou voelen. Maar onlangs besefte ik, op een wonderlijk terloopse manier, dat iedere gedachte aan haar niet langer een ondraaglijke last was. Onopgemerkt was er eindelijk iets in mij verschoven. En meteen had ik behoefte aan een duidelijk, afrondend gebaar. In een opwelling ging ik op een miezerige ochtend naar haar graf, met het idee dat daar me wel zou invallen wat ik precies moest doen.
Regen
Ik was er in geen jaren en jaren geweest. Bij de ingang van de begraafplaats bleek een bloemenwinkel te zijn gevestigd die Tof heette. Zou ik een tof boeket bij mijn zusje neerleggen? Mijn hemel. Ik wist trouwens niet eens meer waar ze lag, ik moest het gaan vragen aan een loket. Vreemd genoeg voelde ik me daar helemaal niet schuldig of tekortschietend over, of misschien was ik in de geest nog aan het foeteren op die toffe bloemist. Inmiddels regende het pijpenstelen. Met een plattegrondje in de hand liep ik over het verlaten kerkhof, er was geen mens. Ik vond het graf en staarde er tien minuten naar, half wachtend op een teken van die geliefde kwelgeest die mijn zusje meer dan dertig jaar voor me was geweest. Er gebeurde helemaal niets.
Geschenk
De regen droop in mijn nek. Machteloos dacht ik aan het feit dat ik was geworden wat zij later ook had willen zijn: schrijfster. En toen wist ik het opeens. Ik grabbelde in mijn tas. Ooit, ik weet al niet eens meer hoe lang geleden, kreeg ik na een lezing van ‘een dankbare lezer’ een prachtige pen. Met die pen signeerde ik sedertdien mijn boeken. Die pen was de verzinnebeelding geworden van wat ik in mijn leven tot stand had mogen brengen. Ik haalde hem tevoorschijn en legde hem op het graf. Toen stond ik in de stromende regen nog wel een kwartier te twijfelen. Wat had mijn dode zusje aan dit geschenk? Niets, leek me, maar ik voelde me lichter en lichter worden.
Deze column verscheen eerder in Zin 4 -2014
Foto: Merlijn Doomernik