Erik Jan Harmens (1970), schrijver en dichter, legt iedere Zin uit waarom gedichten gelukkig maken – of tot nadenken stemmen. Ditmaal een gedicht van Frans Budé, uit Zoveel nabijheid.
Kaal en leeg
Met dit gedicht kun je een spelletje doen, door de slotregel te bedekken en aan je metgezel (of de conducteur of zomaar iemand op straat) te vragen om iets in te vullen achter de dubbele punt. ‘Tot nooit weer’ was een reactie, terwijl mijn dochter zich afvroeg of het gas wel was uitgedraaid. Er kan van alles
staan, maar in dit gedicht wordt ingezoomd op een stilstaande draaistroommeter: geen kilowattuur wordt nog verbruikt in ‘dat kale, lege huis’.
Rooksignaal
Het ‘wapperende gordijn’ wordt geassocieerd met rooksignalen, waarbij een vuur steeds even wordt bedekt door een deken. Hier is het alsof de verlaten woning communiceert met zijn vertrokken bewoner, ook door een laatste keer de vloer als botten te laten kraken en door de geuren van kelder en zolder als slaapwandelaars door de lege vertrekken te laten rondgaan.
Vlagen
Die geuren ‘triomferen’ in dit gedicht. Ze winnen omdat er geen mensen meer over zijn, met hun odeur van bakvet, darmgas of deodorant. Er is alleen hout, vocht, schimmel, misschien een dode muis, en er is die vergeten rieten koffer in de tweede strofe. Hij staat een beetje in het donker, waardoor hij over het hoofd is gezien. Normaal gesproken een symbool voor vertrek, gaat deze nergens meer naartoe, zoals ook herinneringen aan waar je jaren woonde soms als windstoten door je hoofd kunnen razen. Vlaag op vlaag op vlaag.