‘Ik opende mijn ogen in het veld’
Een gedicht van Jonathan Griffioen
Erik Jan Harmens (1970), schrijver en dichter, legt iedere Zin uit waarom gedichten gelukkig maken – of tot nadenken stemmen. Deze keer een gedicht van Jonathan Griffioen.
Een moment
Druk je op het gapend gat in het lijf van een gewond mens of dier, om zo de boel te stelpen, dan maak je met je handen als het ware onderdeel uit van andermans bloedsomloop. Dat leren we in het tweede deel van dit gedicht. In het geval van de vos duurde het maar kort, dat onderdeel uitmaken van de bloedsomloop: ‘een moment lang’. Wat moet betekenen dat hij korte tijd later is overleden.
Donker
Wat ook kan is dat de verteller wakker schrok, want dat met die vos is niet echt gebeurd, het is een droom. In een kamer, misschien wel zijn puberkamertje, sloot hij (de verteller dus) zijn ogen en toen hij ze opende liep hij ineens, als in een computergame, door een ‘onbegrensd en donker veld’.
Beeldvorming
Het woord ‘veld’ is net zo vaag als ‘kamer’, maar door het tweemaal te noemen word je er nadrukkelijker op gewezen (het veld, het veld) en ga je je als lezer er misschien toch een beeld van vormen. Ik wel, in elk geval. Dat is wat poëzie kan doen: met weinig woorden gaat er een wereld voor je open. Elke nacht (en als ik lui ben soms ook midden op de dag) reis ik naar zo’n donker en onbegrensd veld. En als ik wakker schrik, ligt het weer verborgen, ergens in een uithoek van mijn geest. Ik weet er niets meer van, van dat ‘rijk waar ik ontbreek’, maar ik ben er wel geweest.