Schrijver en actrice Annemarie Oster (1942) draagt de zorg voor haar man, die lijdt aan vasculair parkinsonisme. In Zin schrijft ze over de lasten maar ook over de lusten, als die zich voordoen.
Weinig woorden
Al jaren is mijn man aan het sukkelen. Overigens zonder zich ooit als een sukkel te gedragen. Zelden heb ik iemand ontmoet die zo weinig gewag maakt van zichzelf, zijn lichamelijke gesteldheid en/of gemoedstoestand. Laat staan van zijn zielenroerselen. Vroeger vreesde ik weleens dat hij ze helemaal niet hád: ‘gevoelentjes’ zoals hij míjn emotionele belevingswereld tot mijn ongenoegen placht te bagatelliseren. Zo maakte hij korte metten met mijn jeugd: “Maar dat is toch heel lang geleden, dat pleeggezin!” En over zijn eigen kinderjaren onder het schrale bewind van niet al te gevoelsrijke ouders lichtte hij alleen desgevraagd een tipje van de grauwsluier op.
Stilte
Tegenstellingen trekken elkaar aan, zeggen ze weleens, maar vaak juist helemaal niet. Praatte ik – op een welgekozen moment als er even een stilte viel – ‘door de televisie heen’, dan wuifde hij me weg als een lastige vlieg en reduceerde mijn (geestige) kanttekening tot een monologue intérieur. En legde ik in de bioscoop bij een ontroerende scène mijn hand op zijn knie, dan keek hij verschrikt opzij als was ik een spookverschijning. Van teleurstelling wist ik niet waar ik moest kijken. Nou ja, naar het witte doek maar weer. Naast hem was het vaak alsof ik alleen was.
Nieuwe rol
Nu niet meer. Nu is hij onder een hoedje te vangen, niet uit opportunisme (omdat hij me ‘nodig heeft’) maar doordat onze rollen zijn omgedraaid. Niet langer stel ik me op als een kind dat naar zijn gunsten dingt, maar als iemand die de touwtjes in handen heeft. En dat blijkt een perfecte rolverdeling. Nu hij hulpbehoevend is, laat hij zijn ware aard de vrije loop. In plaats van studentikoze grapjes ten koste van mij maakt hij me complimenten. Dankzij – helaas – die nare ziekte is hij veranderd in de zachtaardige jongen die hij ooit moet zijn geweest. Ook móet hij nu wel melden wat hem zoal dwarszit, opdat er stante pede soelaas wordt geboden: een paracetamol, de sta-op-stoel in een comfortabeler stand, een warme ‘kersenpit’. Maar nooit verliest hij zich in zelfmedelijden. Nooit hoor je hem klagen: “Dat dit mij moet overkomen” of “Waaraan heb ik dit verdiend?”
Gelaten
Hij ondergaat zijn lot op gelaten, haast ontstegen wijze. Stiekem verdenk ik deze domineeszoon ervan – of nee, hij is de stiekemerd – dat hij nog steeds gelooft. Maar als ik hem ernaar vraag glimlacht hij afwezig en geeft nooit rechtstreeks antwoord. En zeker niet als een vreemde hier komt pottenkijken. Zoals onlangs die zoveelste overkoepelende verpleegkundige, ditmaal ‘voor de indicatie van de evaluatie’, wat dat ook moge zijn. Toen ze informeerde, haar mobieltje met app in de aanslag, of hij, mocht ‘er iets gebeuren’ gereanimeerd wilde worden, luidde het koele antwoord: “Daar heb ik nog niet over nagedacht.”
De columns van Annemarie Oster lees je in Zin. Nu in de winkel of online te bestellen.