‘Die kolerebuitentrap met maar liefst acht treden is een bron van zorg’
Moet Annemarie verhuizen?
Schrijver en actrice Annemarie Oster (1942) draagt de zorg voor haar man, die lijdt aan vasculaire dementie. In Zin schrijft ze over de lasten maar ook over de lusten, als die zich voordoen.
Wanhoop
‘En hoeperdepoep zat op de stoep en laten we vrolijk wezen.’ Ja, die stoep…Wat had ik er deze zomer vrolijk op kunnen zitten wezen. In de ochtendzon op dat romantische grachtengroene bankje, cappuccino en ochtendkrant erbij. Voorbijgangers zouden hun pas even hebben ingehouden: ‘Wat zit daarboven een leuke mevrouw.’ En ik had hem of haar gegroet met een bescheiden hoofdknikje. Want ze moesten niet denken dat ik, al zat ik op de stoep van een grachtenhuis, het hoog in mijn bol heb. Nee dus. Niet met mijn man op de eerste verdieping in zijn sta-op stoel waaruit hij niet mag opstaan. Want dan valt hij, al denkt hij zelf van niet. En zeker niet op die kolerestoep boven die kolerebuitentrap met maar liefst acht treden – een bron van zorg, ergernis, ja wanhoop.
Traplopen
Onze woning is, hoe riant ook, voor een invalide en zijn bejaarde mantelzorger totaal ongeschikt. Alle voorzieningen denkbaar zijn aangebracht. Vanuit zijn hoog-laagbed in de kamer kan mijn man, mits ondersteund, achter rollator 1 voetje voor voetje de sta-opstoel bereiken. En vice versa. Het zelfde geldt voor een schuifeltochtje naar de traplift die hem naar boven of beneden vervoert: op en neer, neer en op. Boven, bij het tussenstation op verdieping 2, staat rollator 2 te popelen om hem naar de inloopdouche te transporteren, waarin hij met open leuningen wordt ontvangen door een plastic prachtstoel. Een verdieping hoger bij het eind- of beginstation staat rolstoel 1 (of 2) in de aanslag om hem, toe maar, naar het dakterras te rijden. Weliswaar via een soort glijbaan want de drempel is hoog en de rolstoel zwaar.
Naar buiten
Maar… soms moet hij ook naar beneden (voor een uitje of de tandarts ) Hoera, bij het begin- of eindstation van die lieve stoeltjeslift wacht geduldig rolstoel 2 om hem via de gang, de geopende voordeur achter een blok, van de eveneens hoge drempel af te manoeuvreren. Hè hè, hij staat op de stoep, afgepeigerd. Met een marge van een kwartier voor en na het afgesproken uur, verschijnt een rolstoeltaxi van de firma Transvision. Heeft de chauffeur zich verstopt? O nee, daar staat hij, halsstarrig bij de rolstoelingang. “Ach, mijnheer wilt u even helpen?” “Nee, daar kunnen wij niet aan beginnen, mag niet van de Arbo.” “Maar wij hebben een til-indicatie.” “Alleen voor de trappen binnenshuis.” Hè?! Maar naar die trappen waarlangs de prachtstoeltjeslift kronkelt, heeft zo’n chauffeur toch geen omkijken?! Hij hoeft alleen maar…
Hulptroepen
“Nee mevrouw. Anders rijd ik weer weg.” Het enige wat er op zit is eigen hulptroepen te mobiliseren: zonen, buurmannen, voorbijgangers. En de gemeente biedt ook al geen soelaas: “Nee, sorry, de Arbo is bang dat zo’n chauffeur uitglijdt op uw stoep. Het beste zou zijn dat u gaat verhuizen.” Daarover een volgende keer.
De columns van Annemarie Oster lees je in Zin. Nu in de winkel of online te bestellen.