BELEEF DE TIJD VAN JE LEVEN
‘In ons onhandige grachtenpand kunnen wij geen kant op’

‘In ons onhandige grachtenpand kunnen wij geen kant op’

Een nieuwe column van Annemarie

Schrijver en actrice Annemarie Oster (1942) draagt de zorg voor haar man, die lijdt aan vasculaire dementie. In Zin schrijft ze over de lasten maar ook over de lusten, als die zich voordoen.

Wensen

In mijn functie van echtgenote/mantelzorger koester ik de laatste paar jaar een hardnekkige droom: een betere behuizing voor a. mijn man en b. voor mijzelf.  Met deze volgorde wil ik niet suggereren dat ik een onbaatzuchtige schattebout ben, nee, praktische overwegingen zijn mijn leidraad.  Zodra híj meer bewegingsvrijheid krijgt, profiteer ik mee. Want in ons huidige riante, maar onhandige grachtenpand kunnen wij, vanwege mijn mans invaliditeit in combinatie met een overdosis aan obstakels, geen kant op. Alleen wanneer er hulptroepen en -middelen worden opgetrommeld, is hij naar beneden te manoeuvreren. Voor hij goed en wel buiten is, oogt hij al dodelijk vermoeid.  Zonder hem kan ik gaan en staan waar ik wil, maar iedere keer als ik hem alleen laat (met een oppas) worden eigenbelang en geldingsdrang overschaduwd door schuldgevoel en spoed ik me zo snel mogelijk naar huis.
Hoe lang ik nu niet al op zoek ben naar een adequaat toevluchtsoord, liefst in Amsterdam… een queeste die, afgezien van teleurstelling, voortschrijdend inzicht met zich meebrengt. Met als gevolg: weer iets meer water in de wijn.

Zonder struikelblokken

Want in mijn oneindige hoogmoed en naïviteit ambieerde ik aanvankelijk een grachtenappartement. En dan niet een met een hoge stoep, drempels, trapjes, trappen en andere struikelblokken, maar een gelijkvloerse ruimte. Bevond dit luchtkasteeltje zich op een hoger gelegen etage, dan schreeuwde het om een lift. Ook een ‘buiten’ mocht niet ontbreken: een balkon of dakterras, wel graag op het zuidwesten want mijn man koestert zich graag in de namiddagzon. Nog liever betrok ik een benedenhuis met een tuin – ach, het mocht ook een tuintje zijn. Of met een binnenplaats(je), maar niet met hoge muren aan weerskanten zodat er geen sprankje zonlicht onze ontbijt-koffie-thee- of borreltafel zou bereiken. En als zo’n grachtenappartement zich aan de achterkant bevond met een bescheiden binnentuin, zou je me ook niet horen klagen.

Buitenveldert

Toen deze droom een fata morgana bleek, zelfs voor een huizenhoog bedrag, pakte ik de waterkan, schonk een fikse scheut in mijn wijnglas en richtte mijn blik via Funda op elders in de stad. Ik kwam zelfs terecht in Buitenveldert, waar een gelijkvloers droomhuis met megaterras en dito tuin staat uit te kijken op een vijver langs een idyllisch ecobosje! Maar ik had niet gedacht aan het liedje dat Michel van der Plas ooit voor Frans Halsema schreef: Zondagmiddag Buitenveldert. Daarin daalt, vlak over de ‘blokkendozen’, nu eens gierend, dan weer huilend een ‘DC9’ neer, zodat het liefdespaartje dat er ronddoolt elkaar niet kan verstaan. Op mijn tweede bezoek vielen mij de schellen van de oren: om de haverklap scheerde een vliegmachine over mijn kruin. Ook ik hoorde geen woord van mijn eigen verwensingen. Over voortschrijdend inzicht en water in wijn een volgende keer.

De columns van Annemarie Oster lees je in Zin. Nu in de winkel of online te bestellen.