List overleed op 25 maart 2020 op 78-jarige leeftijd tijdens haar slaap in haar woonplaats Soest. Zin blikte met haar in 2017 terug op haar leven. Haar moeder pleegde zelfmoord, haar vader stopte haar in een weeshuis. Later liet haar stiefmoeder de kleine Liesbeth List (1941) achter op Vlieland. Daar zong ze zodra ze kon, maar niemand mocht het horen. Zelfs haar intens liefdevolle pleegouders niet. Daar was ze te timide voor. Gelukkig waren daar de chansons, lerares Bep Ogterop en, uiteindelijk, Ramses.
Kamp
“Mijn geboortehuis in Bandoeng op West-Java staat er nog steeds. Ik heb het bezocht. Het is prachtig maar het deed me niks. Ik heb er ook maar zo kort gewoond. Toen ik 1 jaar oud was, brak de oorlog uit. Mijn vader werd door de Japanners tewerkgesteld in de kolenmijnen, mijn moeder en ik kwamen in een kamp terecht. Na de bevrijding wachtte mijn moeder totdat ze met mijn vader werd herenigd en ze mij veilig aan hem kon overdragen. Daarna heeft ze zelfmoord gepleegd. Waarschijnlijk is ze in het kamp ernstig misbruikt door de Japanners en daarna kon ze het leven niet meer aan. Ze was pas 29. Ik heb geen enkele herinnering aan mijn moeder of aan het kamp. Verdrongen? Nee, dat denk ik niet. Ik was gewoon te jong. Ik was een baby toen ik het kamp werd binnengedragen en een kleuter toen mijn moeder stierf.”
Weeshuis
“Mijn eerste bewuste herinnering is dat ik op een boot op de grond zit te spelen met een pop. Dat moet op het schip richting Nederland zijn geweest. M’n vader hertrouwde met een vrouw die haar man in Indië was kwijtgeraakt en drie kinderen had. Samen met mijn vader kreeg ze nog twee dochters. Ook zij was niet ongeschonden uit de oorlog gekomen. Ze zette mij in een koud bad als ik stout was geweest en kerfde met een scheermesje sneetjes in mijn handen om de ‘negatieve geest’ van mijn moeder uit me te snijden. Het ging thuis dus niet. Mijn vader en stiefmoeder brachten me naar een weeshuis, maar daar moest ik weg toen ze ontdekten dat ik geen wees was. Ik heb toen een tijdje bij een betaald gastgezin in Alkmaar gewoond.”
Elly Driessen werd Liesbeth List
“In 1948 gingen we op zomervakantie naar Vlieland. Op de boot hoorde mijn stiefmoeder van een zekere mevrouw List die een kind wilde adopteren omdat ze zelf geen kinderen kon krijgen. Toen we op het eiland waren is ze die vrouw meteen gaan zoeken. Ze was niet moeilijk te vinden: het echtpaar List had Hotel Golfzang. Mijn stiefmoeder belde aan bij het hotel en toen mevrouw List opendeed, zei ze: ‘Ik heb gehoord dat u een kind wilt adopteren.’ Mevrouw List stuurde mij de tuin in: ‘Je mag alle bloemen plukken die je wil.’ Ik weet niet wat er binnen besproken is. Maar de uitkomst was wel duidelijk. Toen ik met mijn bloemen binnenkwam, was mijn stiefmoeder al vertrokken. Ik kan me niet herinneren wat ik ervan vond. Waarschijnlijk de gewoonste zaak van de wereld. Wat ik nog wel weet, is dat ik ’s avonds in bed aan mijn pleegouders vroeg: ‘Mag ik nu papa en mama zeggen?’ Dat ontroerde hen zeer, zeiden ze later. Die dag hebben ze me ook verteld dat ik voortaan Liesbeth zou heten. Ik vond het prachtig. En zo werd Elly Driessen Liesbeth List.’
Fooien
“Mijn pleegvader zei altijd: ‘We zullen goed voor jou zorgen, meisje.’ Elke keer als hij dat zei, kwamen de tranen. Hij was zo blij met mij. En ze hebben inderdaad goed voor mij gezorgd. Alles was voor het meisje. Ik heb een heel goede jeugd bij hen gehad. Ze hebben me nooit geslagen of uitgescholden. Volgens mijn pleegmoeder was ik een druk kind. Ik hoor het haar ook nog zeggen: ‘Niet zo druk, hoor!’ Ik vond alles leuk: buiten spelen, binnen spelen. Vanaf mijn 8ste werkte ik ’s zomers in het hotel in de bediening. Dat vond ik leuk en ik kon het goed. Ik was vliegensvlug. De gasten vonden het prachtig, dus ik kreeg veel fooien. Dat geld mocht ik van mijn pleegouders houden. In de herfstvakantie, als het hotelseizoen voorbij was, ging ik altijd met mijn moeder naar Amsterdam om nieuwe kleren te kopen. Daar kocht ik dan iets moois van mijn spaargeld.”
Gastgezin
“Het verschil tussen de zomers en de winters was groot op Vlieland. ’s Zomers was het er druk. Dan hadden mijn ouders weinig tijd voor mij. ’s Winters was het er uitgestorven. Ook in ons hotel. In de grote eetzaal stond een piano waarop ik dan stiekem wat speelde. Maar zodra ik voelde dat er iemand stond te luisteren, hield ik er onmiddellijk mee op. Ik was timide, beslist geen geboren performer. En het werd ook niet aangemoedigd. Doe maar gewoon, vonden mijn pleegouders. Ik zong altijd maar ook dat mocht niemand horen. Als ik over de dijk naar school liep en aan het einde van de dag terug naar het hotel, zong ik tegen de wind in. Op Vlieland heeft niemand mij ooit horen zingen. Zoals ieder eilandkind was ik vanaf mijn 12de al min of meer uit huis. Op Vlieland waren geen middelbare scholen, daarvoor moest je naar het vasteland. Omdat het te veel tijd kost om dagelijks twee uur heen en twee uur terug te varen, wonen eilandkinderen door de week bij een gastgezin in Harlingen. Ik kwam bij een lieve boekhouder en zijn vrouw terecht. In die tijd verhuisden mijn pleegouders. Mijn moeder hield van het runnen van een hotel maar mijn vader vond het verschrikkelijk. Hij werd gelukkiger toen hij als vuurtorenwachter over de zee kon uitkijken. Mijn moeder miste de drukte van het hotel, dus verhuurde ze ’s zomers een paar kamers van ons vuurtorenwachtershuisje. Dan sliepen wij met z’n drieën in de punt van het dak, achter een gordijn.”
Franse chansons
“Ik hoefde me niet tegen mijn pleegouders af te zetten, durfde dat ook niet. Ik was ze dankbaar. Inmiddels zong ik weleens op schoolavonden: Franse chansons natuurlijk, want in die tijd was iedereen Francofiel. ’s Zomers had ik samen met mijn vriendin pret met de jongens en meisjes die vanuit het vasteland vakantie kwamen vieren en op de camping stonden. Wij gingen daar dan ook kamperen. Toen ik op een dag bij de vuurtoren langsging om wat geld te halen, zei mijn vader: ‘Het was gisteren wel laat, hè?’ Ik begreep niet hoe hij dat kon weten. Totdat hij het me uitlegde: ‘Ik kan het toch zien vanuit de toren?’ Terug op de camping heb ik mijn tent onmiddellijk naar een kuil verplaatst. Het viel nog niet mee om een plek te vinden buiten zijn zicht!”
Zangles
“Nadat ik mijn hbs-a-diploma had gehaald, zei mijn pleegmoeder: ‘Weet je wat jij moet doen? Naar de modevakschool in Amsterdam.’ Ik vond het goed, al wist ik niet eens wat een modevakschool was. Het bleek niks voor mij Na anderhalf jaar ging ik een opleiding bij Schoevers volgen. Mijn pleegmoeder had me op een schoolavond zien optreden en wilde graag dat ik in Amsterdam op zangles ging: ‘Je zingt zo lekker, meisje.’ Ze stuurde me naar Bep Ogterop want daar gingen alle beroemde Nederlandse zangeressen naartoe. Ik denk dat mijn pleegmoeder ook wel een beroemde dochter wilde hebben… Bij Bep Ogterop leerde ik hoe ik voor publiek moest zingen. Tijdens de eerste les zette ze me in de hoek, met mijn rug naar haar toe. ‘Zing maar.’ Zo lukte het. Als ik haar niet kon zien, verdween mijn verlegenheid. Na verloop van tijd draaide ze me om en… toen lukte het nog steeds. Dat heeft ze knap gedaan. Via Bep Ogterop mocht ik zingen op de radio en kon ik meedoen aan talentenjachten op televisie.”
Ramses
“Natuurlijk stortte ik me in Amsterdam in het uitgaansleven. Ramses Shaffy heb ik in Le Fiacre leren kennen, een kroeg in de Lange Leidsedwarsstraat waar veel acteurs kwamen. Ik werd door mijn huisgenoot aan hem voorgesteld. Iedereen was gek op Ramses. Ik weet niet waarom hij uitgerekend aan mij aandacht schonk. Ik was toen nog niemand. Ik vond al die kunstenaars die ik ontmoette wél heel spannend. Ze waren losbandig. Ik niet. De mannen probeerden mij te versieren maar dat lukte niet. Ik wilde vrij zijn en was niet het soort meisje dat zomaar met iedereen mee naar huis ging. Op een dag vroeg Ramses of ik wilde meedoen aan zijn chantant-programma. Het was 1964 en ik had geen idee dat mijn leven een belangrijke wending had genomen.”
Gelukkig zijn
“Elke keer als ik over mijn vroege kindertijd nadenk, ben ik blij dat ik niet gek ben geworden, zoals mijn moeder. Het had zomaar gekund: het kamp, geen moeder, een vader die je in de steek laat, een boze stiefmoeder, mishandeling. Ik weet niet waarom ik er zo goed uit ben gekomen. Misschien omdat ik alleen vage herinneringen heb uit die tijd? Mijn vader emigreerde op mijn 10de met zijn nieuwe gezin naar Zuid-Afrika en stierf toen ik 21 was, voordat we over vroeger hadden kunnen praten. Ik heb altijd van dag tot dag geleefd. Er komen dingen naar me toe en als ik die niet fijn vind, kijk ik de andere kant op. Ik wil geen negativiteit. Ik leef maar één keer en ik wil gelukkig zijn.”
Kijk haar laatste interview terug
In Het Laatste Woord interviewt Jeroen Pauw bekende Nederlanders die weten dat het gesprek na hun overlijden wordt uitgezonden. Vrijdag was dat Liesbeth List bekijk hier die uitzending terug.
Tekst: Liddie Austin, Beeld: Marcel Bakker en privéfoto’s Liesbeth List. Visagie Mascha Meyer / House of Orange
Coby Rusticus zegt
haar overlijden raakt me erg…
Het verdriet van een ongelukkige jeugd, door een stief moeder in koud water gezet..
Een ongelukkige jeugd……..
Loes Jongen zegt
Er is een GROOT artieste heen gegaan. Volgens mij toch vaak onder gewaardeerd.
Niemand kan haar evenaren, zij zong met hart, ziel passie en gevoel. Heb nog 1 van haar eerste LP. Ook heb ik haar samen met Ramses in de voorstelling gezien. Tragisch dat haar laatste periode zo geëindigd is. Wens haar dochter veel troost en weet dat Liesbeth nooit vergeten zal worden.