Corrie Verkerk (1957) is zzp’er, woont in Amsterdam en schrijft geregeld voor Zin. Haar moeder woont in Vorden, ze is dementerend. Omdat ze niet meer voor zichzelf kan zorgen is Corrie, met hulp van de thuiszorg, bij haar moeder in quarantaine gegaan. Zwaar, maar óók onvergetelijk. Corrie deelt hun dagelijks lief en leed met ons.
Buiten
“Weet je wie er overleden is, mam?”
“Geen idee, kind.”
“Liesbeth List.”
“Wat zeg je me nóu?!”
Op tv zingen Ramses en Liesbeth een duet. Ze neuriet mee. Even lijkt het leven heel gewoon.
“Hallo! Mag ik wat zeggen? Denk je dat ze me straks ook dood komen schieten?”
De zon schijnt. Opnieuw. Buiten, op de achtergrond, klinkt gelach van mensen in de tuin. En, nog altijd, het doffe geluid van balletje trappende voeten op het nabije veldje.
“Mag ik ook naar buiten?”
“Nee mam, dan vat je kou.”
“Nou én!”
Dat een hoestje in deze bange tijden al snel tot paniek kan leiden dringt niet tot haar door. Ineens kucht ze. Vier keer. Ja, ik heb ze geteld. “Voel je je niet goed?”
“Nou ja zeg, ik verslik me gewoon!”
Amsterdamse vrienden
Ondertussen rijgen de uren, dagen, nachten zich aaneen. Is het vrijdag? Zaterdag? Ah, rond half zes ’s ochtends bonst de dikke zaterdagkrant op de mat. Weekend! Cryptogrammen! Op Facebook volg ik de beslommeringen van mijn Amsterdamse vrienden. Ze maken lange wandelingen in de natuur, fietsen – met RIVM-gepaste afstand – door de lege stad, langs de uitgestorven Dam, spelen spelletjes, liggen met een goed boek in de beschutting van hun eigen tuin(tje) te bakken in de zon.
Kort lontje
Ik betrap me er op ietsje jaloers te worden op die – beperkte – vrijheid van anderen. Ondanks al die uitgestorven landschappen en gedeelde angst. De tuin lonkt. “Kijk eens, wat een mooie dag, mevrouw Verkerk,” zegt de zuster van de thuiszorg. “En de vogeltjes fluiten al.” Grrr. Ja, het lontje begint korter te worden…
Die tuin is een gemene verleider. Zo’n vijf keer per dag lokt hij me naar buiten – voor het weggooien van de zoveelste snotterlap of het roken van een peukje – om mezelf, na luttele seconden, weer naar binnen te schoppen. Een vriend komt langs met wat alcoholische proviand. Kom op, we proberen het. Even in de frisse lucht, twee meter uit elkaar. “Cór,” klinkt het vanuit de moederstoel in de kamer. “ADRIE!!” (Mijn overleden vader…) “RIA!!!” (Mijn overleden tante…) De hele familie en vriendenkring passeert de revue. “Ik kom er aan, mam.”
Glimlach
Ach, toch nog – met onderbrekingen – een stief kwartiertje in de blauwe lucht. Een record! Tel je zegeningen. En zeker, die tel ik. Stel dat ik in Amsterdam was geweest, niet meer bij haar had kunnen komen, waar was ze dan beland? Verward, verdrietig? En zou ze me, na vermoedelijk nog maanden van isolatie, nog herkennen? Een scenario uit een horrorfilm maar inmiddels voor veel geliefden een wrange werkelijkheid. De eerste tekenen van het vergeten zijn er al.
“Kan je Corrie niet even bellen,” zegt mijn moeder.
“Ik zit hier mam, op de bank.”
“O, nu zie ik het. Maar je zit op een andere zender. Ik begrijp er niks van hoor. Waarom belt Corrie niet. Ik zie niemand meer. Iedereen is razend op me.” Na een korte stilte verschijnt er een glimlach op haar gezicht: “Kind, wat ben ik blij dat je er bent. Je laat me toch niet alleen?”
“We hebben het goed hè mam, samen.”
“Ja, heerlijk. En mag ik nu weer naar huis?”
Hartverscheurend
Ze doet een dutje. Ik kijk. Nog altijd diezelfde moeder, diezelfde volle grijze haren, die ondeugende blik in haar ogen achter haar hippe rode brilletje, die vrolijke lach en soms nog een rake kwinkslag. Mijn moeder, en nu, een beetje, mijn kind. Van wie ik hoop dat ze, ondanks alles, nog lang het huis niet verlaat…
Op de achtergrond zingt Liesbeth een hartverscheurende chanson.
“Mooi hè, mam?”
“Ja hoor. Maar ik heb het al gezien.”
“Dat komt omdat Liesbeth overleden is mam.”
“Wat zeg je me nóu?!”
Meer lezen?
Lees hier aflevering 1: “Waarom gaan we niet weg?!”
Lees hier aflevering 2: Gewoontes haal je niet zo snel uit de mens
Lees hier aflevering 3: ‘Het dorp slaapt. Behalve mijn moeder’
Tekst: Corrie Verkerk