Zo’n po-bezoekje met of zonder sta-lift is geen kattenpis
Mantelzorgen in quarantaine. Aflevering 12: Een gezellige avond
Corrie Verkerk (1957) is zzp’er, woont in Amsterdam en schrijft geregeld voor Zin. Haar moeder woont in Vorden, ze is dementerend. Omdat verzorgenden niet langer kunnen komen, is Corrie, met hulp van de thuiszorg, bij haar moeder in quarantaine gegaan. Zwaar, maar óók onvergetelijk. Corrie deelt hun dagelijks lief en leed met ons.
Mondje open
“Corrie!! Corriéél!
“Wat is er, mam?”
“Ik wens je welterusten.”
“Maar het is pas zes uur.”
“Ja meisje, maar ik ga naar bed hoor.”
Ik heb net een bordje kip met sperzieboontjes op haar tafeltje gezet. Een van haar lievelingskostjes. De vijf pillen van de namiddag heeft ze al, met enige moeite, geslikt. “Ze zijn zo hard, kind,” zegt ze en spuugt de pillen uit in haar glaasje water.
“Happen, slikken. Happen, slikken!,” moedig ik haar aan. Zo gaat het vandaag ook met het warme eten. “Mondje open!” Ze klemt haar tanden op elkaar en beweegt alleen haar lippen. “Eten mam!” Voorzichtig forceer ik met een vorkje een kleine opening. De helft van de boontjes verdwijnt in haar stoel. “Potverdorie, daar gaan je groenten weer. Is het wel lekker?”
“Ja hoor, heerlijk. Al had er wel een vleugje meer zout in gemogen.” Met haar smaak is in elk geval nog niks mis, de motoriek laat steeds meer steken vallen. Vanmorgen nog smeerde ze het hele broodje pindakaas over haar net schone broek, haar handen en gezicht. Een vroeg schoonmaakmomentje. Het zweet staat op mijn voorhoofd. Het is warm in huis. Ongezond warm. De thermostaat staat vrijwel continu op 22 graden. Mijn huid kriebelt en droogt uit…
Een spelletje proberen
Ik haal mijn handen door haar inmiddels (te) lange, golvende, grijze haren. Mag dat eigenlijk wel, in coronatijden? Al meer dan twee maanden heb ik haar geen kus durven geven. Terwijl ze toch zo van kusjes houdt. Het leven speelt zich af volgens de dagelijkse rituelen, voor zover mogelijk op gepaste afstand: vroeg in de ochtend de thuiszorg, een kopje koffie, een broodje, mijn dagelijkse cryptogram in de krant. Pillen op de vaste uren, de plasjes tussendoor op de postoel, weer pillen, eten, handen wassen, opnieuw pillen en dan de thuiszorg die haar naar bed komt brengen.
“Ik word er gek van,” zegt mijn moeder. Ja, eerlijk gezegd: ik soms ook. Het wordt steeds moeilijker om elke dag iets te bedenken waarmee ik haar (en mezelf) wat meer afleiding kan bezorgen. Toch maar een spelletje proberen, misschien? De afgelopen zomer hadden we nog reuze pret bij een potje Scrabble, waarin ze een kei was, of een partijtje Mens-Erger-Je-Niet. Nauwelijks twee maanden later wist ze ineens de lettertjes en pionnetjes niet meer uit elkaar houden. “Ik begrijp er niks van. Ik heb dit spel nog nooit gespeeld.”
Geen aardige vrouw
We draaiden er vaak een leuk Surinaams muziekje bij, dat ze vrolijk, lachend en klappend, meezong. Of we keken, op YouTube, naar haar oude idool Toon Hermans en luisterden naar een van haar lievelingsliedjes: Het dorp van Wim Sonneveld.
Ik zet mijn laptop opnieuw op haar tafeltje en zoek Het dorp. Sonneveld is nog nauwelijks op dreef of ze zegt: “Nou, zet dat maar af hoor. En waarom zit jij daar nu bij te huilen…” Tsja, met het vergeten van mijn moeder komt ‘die voorbije tijd van toen’ nog harder binnen. Alleen bij de passage over ‘het dressoir van Mien’ reageert ze ineens. “Mien, Mien, waar ben je? Ik kan je brief niet vinden.”
Haar plotselinge interesse in Mien verbaast me. Mien was – als ik het me goed herinner – de zus van haar moeder aan wie ze nogal een hekel had. Nee, geen aardige vrouw, vertelde ze dikwijls, met een vermoedelijk kleptomane aanleg voor onderbroeken. Die wilden nog wel eens in de linnenkast ontbreken als Mien bij mijn oma Poes op bezoek was geweest…
Een zee van pis
Dit weekend kan er geen vrolijke anekdote af. Ze voelt zich niet zo lekker.
”Ik moet frummelen.”
“Wát!?”
“Nou gewoon, rammelen.”
Ah, ze moet plassen!
Het zijn heel veel plasjes die de afgelopen uren een onaangename odeur verspreiden door de toch al kleine ruimte. De thuiszorg vermoedt een blaasontsteking, een aandoening waarop ze al jaren een ‘knipkaart’ heeft.
Kort voor de komst van de avondzuster is het opnieuw raak. “Kan je het niet héél even ophouden, mam. Je bent net geweest.” En zo’n po-bezoekje met of zonder sta-lift is – om het maar zo te noemen – geen kattenpis…
“Nee,” klinkt het. “”Zúúúster!!”
Opeens slaan de stoppen door. Ik stampvoet en mep met de kamerdeur. In alle commotie blijft een riem van de lift aan haar postoel haken, die spontaan omver kukelt. Een zee van pis over het tapijt… Ze zit er zelf wat beteuterd bij. En ik? Ik voel me megaschuldig, leg mijn hoofd tegen het hare en fluister troostende woordjes. “Sorry, sorry. Je bent toch niet boos op me? Ik hou heel veel van je. Dat weet je toch wel?” Ze vindt het heerlijk, is alles alweer vergeten.
Als ze in haar bedje ligt ga ik nog even bij haar zitten. “Ach kind,” zegt ze met een glimlach, “ik heb toch zo’n gezellige avond gehad.”
Meer lezen?
Lees hier aflevering 1: ‘Waarom gaan we niet weg?!’
Lees hier aflevering 2: ‘Gewoontes haal je niet zo snel uit de mens’
Lees hier aflevering 3: ‘Het dorp slaapt. Behalve mijn moeder’
Lees hier aflevering 4: ‘Tel je zegeningen. En zeker, die tel ik’
Lees hier aflevering 5: ‘‘De realiteit van haar grote vergeten komt extra hard aan’
Lees hier aflevering 6: ‘Anderhalve meter afstand? Niet mogelijk’
Lees hier aflevering 7: ‘Ze is bang. Waarvoor? ‘Voor al die blote mannen’
Lees hier aflevering 8: ‘Auw!’ roept ze. ‘Jongens, ik trek dit niet. Ik ga dood’
Lees hier aflevering 9: ‘Hmmm.’ Ze sluit haar ogen en doet een tukje’
Lees hier aflevering 10: ‘O, daar weet de dominee wel een oplossing voor’
Lees hier aflevering 11: ‘Ze heeft liefgehad en heeft nog altijd lief’