‘Ik word vaak dommer ingeschat dan ik ben’
Interview met cabaretier Katinka Polderman
Cabaretier Katinka Polderman (1981) bespeelt al vijftien jaar de podia, maar pas nu voelt ze zich daar in haar element. Het liefst zit ze thuis te schrijven, dicht bij haar gezin en haar boekenkast. “Je hebt niet veel meer nodig dan het dagelijks leven en een beetje gekte om een boeiend verhaal te maken.”
Ik ben er weer bij
“Ik vind het leuk om koekjes te bakken, en ik heb graag een pannetje op het vuur. Laatst las ik in een interview voor Linda. dat ik graag kook voor vrienden. Ach, laat maar staan dacht ik, dat maakt me een leuker mens. Maar ik geloof niet dat dat de komende tien jaar gaat gebeuren. Ik heb geen sociaal leven. Voor mij is er niet veel anders dan werk en gezin. En familie. Ik heb rust nodig om dingen te maken. En uiteindelijk word ik gelukkiger van dingen maken dan van theedrinken met mensen.
Een jaar of acht geleden kreeg ik bloedarmoede. Ik ben daar te laat mee aan de gang gegaan. Het sloop erin, ik dacht dat ik gewoon lui of lethargisch was. Toen ik er een beetje bovenop was, werd ik zwanger. Terwijl ik lag bij te komen van de keizersnede kreeg ik weer bloedarmoede. Daarnaast had ik de ziekte van Pfeiffer, en mijn schildklier ging minder goed werken. Bram was in januari geboren. In september moest ik gaan try-outen met Polderman tiert welig. Peter stopte met werken en ging voor Bram zorgen. Ik was super labiel. Als je schildklier niet werkt krijg je ook hormonale problemen. Een hoopje mens was ik. Een hoopje mens met verplichtingen. Die vervulde ik keurig. Ik trad gewoon op. Overdag deed ik niets anders dan Utopia kijken. Dat kon ik nog net verwerken in mijn hoofd.
Pas toen ik weer energie kreeg, afgelopen seizoen, merkte ik: o ja, optreden was niet alleen de tekst reproduceren, het was ook nog spelen. En spelen met de mensen in de zaal. Dat is er een paar jaar niet zoveel geweest. Omdat ik alleen maar bezig was met doen wat ik had voorbereid. Het was een paar jaar gewoon overleven. Ploeteren. Blijkbaar kan ik als ik op mijn allerslechtst ben, nog liedjes schrijven en een zaal met een paar honderd mensen vermaken. Maar nu merk ik weer dat ik kan groeien in dat spel. Oh, daarom is dit vak zo leuk! Ik ben blij dat ik weer kan denken. Dat ik weer kan lezen en snap wat er staat, en ideeën krijg. Ik ben er weer bij met mijn hoofd.”
Misverstand
Ik word vaak dommer ingeschat dan ik ben. Er was pas een nieuwslezer die tweette: breaking news! De winkels in Italië gaan dicht. Ik had dat geciteerd met: ach jee, dan kunnen de mensen geen spulletjes meer kopen. Die gast werd kwaad, want hij dacht dat ik corona relativeerde. Terwijl ik alleen opmerkte dat veel mensen als eerste reactie zeggen: wat vreselijk, we kunnen geen spulletjes meer kopen. Terwijl dat wel het minst erge is in deze crisis. Blijkbaar kom ik plat over. Maar goed, misschien snapt deze twitteraar niet dat je ook allerlei denkstappen kunt maken zonder die uit te spreken, en dat dat dus een grap is? In het theater kan ik een bedje maken voor de grappen. Daardoor kan ik hele lompe dingen zeggen. Je weet: ze meent het niet, dus is het grappig. Op Twitter is er vaak een gebrek aan context, waardoor je stijlvormen als ironie, cynisme of sarcasme niet meer kunt gebruiken. Dat vind ik jammer. Vroeger bij Van Kooten en De Bie, snapte heel Nederland: dit menen ze, en dat menen ze niet. Dat is weg. We hebben geen gezamenlijke context meer. In plaats van één volk, zijn we losse eilandjes geworden. Als je vroeger iets raars zei, wisten mensen dat het een grap was. Nu zeggen bepaalde politici aan de lopende band dingen die je vroeger zei om een grap te maken, maar die menen ze nu serieus.”
Verwachtingen
“Mijn robotstofzuigertje reed bij mijn laatste voorstelling, Polderman draagt een steentje bij, over het podium terwijl het publiek binnenkwam. Als een soort huisdier. Het is gebruikelijk om als cabaretier te zeggen: ach jongens, ik doe maar wat. Toon Hermans wist precies wat hij deed. Maar voor de bühne was het: jongens, het is maar een gebbetje. Het is makkelijk om dat te internaliseren. Ik treed op sinds mijn 23ste, dus al vijftien jaar. Pas dit seizoen dacht ik ineens: ik weet wat ik doe. Daar had ik nog nooit bij stilgestaan.
Het optreden ben ik leuker gaan vinden. Vroeger vond ik dat minder, zeker. Voordat ik op moest, had ik het gevoel dat ik met 1-0 achter stond. Dat ik het waar moest gaan maken. Dat is natuurlijk niet zo, want mensen hebben betaald om daar te zitten. Je staat juist met 1-0 voor. Het gevoel van: ik ga op en we hebben er allemaal zin in, was er niet. Als mensen een liedje leuk vonden, voelde ik een soort blije verbazing, van oh, het lukt! Ze vinden het leuk!
Nieuwe start
Bij de laatste voorstelling heb ik dat stukje over mannen die alles mooi vinden. Dat is qua tekst helemaal niks. Het is alleen spel. Dat lukte niet elke avond, maar ik wist wel goed wat ik aan het doen was. Ah, nu zit ik te hoog in mijn stem, of ik heb wat minder energie, of er zit nog spanning in mijn arm. Door dat stukje kwam ik erachter: o wacht, ik ben nu niet alleen maar meer die tekstschrijver die tegen wil en dank op het podium staat. Ik versta mijn vak. Dat idee geeft zoveel kracht als je nerveus bent en denkt: gaat het wel lukken? Mijn eerste voorstelling lag helemaal vast, mijn tweede ook. Elk slokje water was geregisseerd. Daar kon ik me aan vasthouden. Binnen die kleine marges kon ik wat spelen. Ik heb best een ontwikkeling doorgemaakt in vormexperimenten. Ik heb een voorstelling gemaakt zonder vaste volgorde, en een voorstelling met een hele minimusical en een poppenkastje. Nu ben ik terug naar waar ik was, zittend op een stoel met mijn gitaar, maar met die bagage. Alsof ik een nieuwe start maak.”
Lees het hele interview in Zin 7. Dit nummer ligt nu in de winkel of bestel je hier zonder verzendkosten:
Tekst: Minou op den Velde | Beeld: Brenda van Leeuwen