‘In onze opvoeding ging het om zo min mogelijk opvallen’
Thuis bij rapper Typhoon
Op zijn 35ste heeft Glenn de Randamie (1984), die als Typhoon festivals betovert met zijn filosofische en opzwepende rap, meer soulsearching en therapie gedaan dan de gemiddelde vijftiger. Aan Zin gunt hij een exclusief kijkje in zijn boerderij in de omgeving van Zwolle. Een paar fragmenten uit het interview in Zin 8.
Pijn
“Mijn ma was de opvoeder, en mijn vader de provider. Hij zat in het leger, en is drie keer op uitzending geweest in Joegoslavië. De eerste keer direct beschoten. Mijn vader was boerenzoon. Een hard bestaan dat al generaties terugvoert, waardoor hechting, gevoeligheid, kwetsbaarheid, niet als eerste blijkt uit je handelen. Mijn oudere broer Kevin heeft de knuffel geïntroduceerd in ons gezin. Wij waren niet gewend elkaar te knuffelen, maar hij kwam met de hiphopgroet, waarbij je elkaar broederlijk omhelst. In 2004 kwam mijn nummer Familiair uit. Dat was de eerste keer dat ik sprak over familieaangelegenheden, ook de pijnlijke kant. ‘Samen eenzaam in dat huis’, was een van de zinnen. Het werd me niet in dank afgenomen, maar het heeft wel gesprekken op gang geholpen waar we tot op de dag van vandaag baat bij hebben. We zijn met elkaar gaan praten.
Ik ben met protestants-christelijke normen en waarden opgevoed, en met Surinaamse normen en waarden. Eerbied en respect voor ouderen. U zeggen, weten wat je plek is. Niet terugpraten. Voor ons betekende het dat we geen Surinaams spraken tegen ouderen. Best ouderwets. Dat komt ook nog voort uit de slavernij, je sprak dom als je Surinaams sprak. Dus hoe beter je Nederlands was, hoe beter je aanzien. Hoe meer je op de witte man leek, hoe beter. In onze opvoeding ging het ook om zo min mogelijk opvallen. Je werd geacht om Nederlands te spreken. Sranantongo heb ik van huis uit nooit geleerd.”
Als een bloem naar de zon
“In de bible belt heerste een oordelende God. Uit alles wat mij is geleerd, voelde ik vroeger al: dit is niet mijn God. De verbinding die ik voelde met de natuur, van jongs af aan, letterlijk met Jezus fietsen en lol maken. Dat was voor mij God. Nog steeds. Dat resoneerde niet met wat ik hoorde. Maar in het Nieuwe Testament is Jezus gekomen, de gamechanger. Door hem weet ik dat ik al vergeven ben. Dat ik me telkens meer naar de liefde toebuig, als een bloem naar de zon. Daarom kan ik mezelf niet per se religieus noemen, want religie zet dingen vast. Zodra je God vastzet, leeft het niet meer.
Thuis was het geloof best traditioneel. Rust, reinheid en regelmaat. Zondag naar de kerk gaan, en een rustdag hebben. Ik ging naar de zondagsschool bij de kerk. Vooral de verhalen vond ik prachtig. In de liederen zat een hoop liefde, maar ook een hoop dwang en veroordeling. Een groot deel van de schuld en schaamte die ik zo lang met me heb meegedragen, komt door de bijbel. Schaamte over wie ik ben. Over seksualiteit, over gedachtes. Je bijna schuldig voelen omdat je seksuele gevoelens had. Als je leert dat je alleen seks mag hebben na het huwelijk, en je doet wel aan zelfbevrediging, dat wringt enorm. Het is een heel systeem waar je in zit. Wat je ouders niet zeggen, hoor je wel in de kerk of op school. Maar ik ben blij dat ik ben opgevoed met kennis van God. Want ook toen ik niet veel van het geloof moest hebben, merkte ik dat mijn algemene kennis gigantisch groot was.
Loslaten
“Kickboksen is de perfecte metafoor voor hoe ik nu in het leven sta. Als je verkrampt komt de stoot veel minder hard aan dan wanneer je vanuit ontspanning bokst. Dus loslaten, accepteren, is een gigantisch groot ding. Je voelt de angst om geraakt te worden, de angst om op de vloer te vallen, maar what is the worst that can happen? Boksen heeft me in contact gebracht met mijn kwetsbare ik. Ik was op mezelf gericht, eigenwijs, trots. In mijn werk, in de liefde. Nee, dit gaan we doen. Nee, dat moet zo. Niet toe kunnen geven dat ik verkeerd zat. Opereren vanuit ego. Of juist vanuit zelfmedelijden. Want dat is ook ik-gerichtheid. Neem deze periode, de corona tijd. Iedereen heeft het er moeilijk mee. Aan de ene kant relativeer ik: kijk waar ik woon, ik ben gezond, ik ben gelukkig. Aan de andere kant verlies ik vijftien festivalshows. Sta ik mezelf toe dat verdriet te voelen, of niet? Van de week merkte ik dat het mij verlamde, de vraag: hoe moet dat nu? Zodra ik merk dat ik iets te veel ik-gericht word, denk ik: heb vertrouwen, het komt goed. Weet je, ik heb gemerkt dat het zoveel prettiger werken is, of leven is, in lichtheid. In joy. Juist omdat ik zo erg die andere kant heb meegemaakt.”
Zegening
“Mijn pa rijdt me vaak naar optredens. Hij speelde saxofoon, maar nooit professioneel. Dus hij geniet. Het is ook leuk, omdat we eigenlijk tijd samen hebben ingehaald. Als volwassenen. Ik vraag hem hoe hij vroeger leefde in Suriname. En naar waar hij spijt van heeft. Ik ben heel gelukkig met mijn vriendin. Ik ben heel zelfstandig, en zij ook. Dan is het ook leuk of zo. Zij doet haar dingetje. Ze is fotografe, en werkt ook in een psychiatrische kliniek. Het ontroert mijn vader als hij ons samen ziet. Want hij realiseert zich, zo vrij als ik met mijn vriendin ben, zo vrij waren zij vroeger niet. Dan krijg je in één keer een backgroundstory. Naarmate hij ouder wordt, wordt hij ook opener. Dat is mooi. Vaak geniet we gewoon van elkaars aanwezigheid in stilte. Want zo zijn wij ook. We hoeven niet altijd te praten.
Laatst was ik het gras aan het maaien, mijn vader kwam langs en keek zo naar me, en hij was zichtbaar geëmotioneerd. Hij zei: je opa zou nu vol trots gekeken hebben, naar wat zijn kleinzoon heeft bereikt. Want we komen van ver, als familie, en ook als ik kijk naar mijn familiegeschiedenis. Dat ik hier nu mag wonen, en nu gelukkig mag samenwonen ook, is een zegening. Dit huis is ook een thuisoord voor een heleboel mensen. Als mensen even geen huis hebben, of het lastig hebben in hun relatie, kunnen ze hier terecht. Ik ben zo dankbaar dat ik dat kan providen.”
Lees het hele interview in Zin 8. Dit nummer bestel je hier.
Tekst: Minou op den Velde | Beeld: Brenda van Leeuwen