De man van Annemarie is het huis uit
Een nieuwe column van Annemarie
Schrijver en actrice Annemarie Oster draagt de zorg voor haar man, die lijdt aan vasculaire dementie. In Zin schrijft ze over de lasten maar ook over de lusten, als die zich voordoen.
Mantelzorger af
Mijn man is het huis uit. Nu ben ik mantelzorgster af. Maar binnenkort volg ik hem op de voet. ‘Loslaten’ (modieus werkwoord dat met dunne ellen dient te worden uitgesproken) blijkt niet mijn sterkste eigenschap te zijn… Daarom heb ik gezorgd dat we in het zelfde gebouw komen te wonen, opdat ik mijn licht nog enigszins over hem kan laten schijnen. In dit seniorengevaarte verblijft hij op de zorgafdeling, ook wel ‘zorghotel’ genoemd. Zijn kamer is gelegen op de eerste etage met uitzicht op een voormalig kindertheater en binnenkort betrek ik de vijfde, met hetzelfde uitzicht maar dan over het baksteenrode bouwwerk heen.
Verhuizing
Zodra het huis waarin we twintig jaar lief, lust, onlust en leed hebben gedeeld, is verkocht, verkas ik naar dit seniorenappartement. Het is beduidend kleiner dan onze meubels, kleren, boeken en schilderijen gewend zijn. Om maar te zwijgen van alle prullaria. Ook hier is loslaten de boodschap.
Mijn man zoek ik, voor de verhuizing heeft plaatsgevonden, iedere dag op en ook bellen we heel wat af, althans voor zover hij zijn telefoontje kan bedienen en het binnen zijn bereik ligt. Hetzelfde geldt voor zijn kranten en boeken en de ondoorgrondelijke televisie- afstandsbedieningen (waarom verdomme twee?!)
Ik, door de telefoon: “Maar waar liggen die dingen dan?” Mijn man: “Op dat tafeltje. Ik kan er niet bij. O, daar komt iemand van de verpleging binnen.”
“Geef haar mij maar even. Hallo, zou u mijn man alstublieft even met de televisie willen helpen?”
“Ja, maar ik heb het erg druk, mevrouw. Er zijn ook nog andere patiënten.”
Of ik snerp tegen een potige verpleger die mijn man in bed heeft ‘geholpen’: “Zo ligt zijn hoofd te laag. En zitten zijn voeten bijna klem. Wilt u hem alstublieft een eindje opschuiven?”
“Mevrouw, ik heb het aan mijn rug.”
Professionele handen
Onmiddellijk neem ik het heft in handen om die kordaat onder mijn mans oksels te steken: “Liefje, pak jij even die papegaai (handvat dat doet denken aan een galg), hupsakee, daar ga je.” Met een ongetwijfeld geïrriteerde uitdrukking op mijn gezicht.
Wie jarenlang voor verpleegster heeft gespeeld, is mede-gehospitaliseerd.
In het begin van zijn verblijf kon ik het niet aanzien hoe mijn man zijn lot gelaten onderging, weliswaar gewoontegetrouw krantenlezend, maar als een kat in een vreemd pakhuis: Waar ben ik? Hoe ben ik hier gekomen? Wat doe ik hier?
En nog steeds heb ik er moeite mee. Afgezien van zijn reguliere natje en droogje ontbeert hij de aandacht waaraan hij gewend is. De zachtere krachten niet te na gesproken. Ach, laat ik mijn kop houden; ik had maar één patiënt. En binnenkort een halve. Nadat mijn man is gepamperd door professionelere handen dan de mijne, haal ik hem op en gaan we de bloemetjes buiten en boven zetten. Wel de lusten, niet de lasten.
Loslaten? Een beetje.
Nooit meer een column van Annemarie missen? Met deze aanbieding lees je Zin wel erg voordelig.