‘Onze zoons zijn als broertjes. Wij zijn mama Dag en mama Ing’
Interview met de tweeling Dagmar & Ingeborg
Als tweeling is daar natuurlijk die bijzondere band, maar Ingeborg en Dagmar (1978) zijn echt onafscheidelijk en wonen zelfs – door omstandigheden – samen in het huis van Ingeborg in Nieuwegein. Als kroon op hun tweelingzijn delen ze samen de zorg voor hun twee zoontjes die net als zij genetisch bijna identiek zijn. Dagmar is de biologische moeder van Fynn (20 maanden). Ze is hartverpleegkundige en werkt op dit moment als doktersassistente in het Prinses Máxima Centrum in Utrecht. Ingeborg is de biologische moeder van Senn (15 maanden) en werkt als doktersassistente bij een huisarts. Beide zussen zijn single.
Tikkende klok
Dagmar: “We hebben het niet zo gepland. We dachten altijd dat we later ieder een traditioneel gezinnetje zouden vormen; het gebruikelijke huisje, boompje, beestje. Dat is allemaal anders gelopen, want sinds de geboorte van onze zoontjes wonen we samen met hen in het huis van Ingeborg.”
Ingeborg: “We zijn allebei single. We hebben in het verleden wel vriendjes gehad. Zo hebben we een keer met twee broers gedatet en met twee goede vrienden, maar ook los van elkaar. Het liep alleen nooit uit op een serieuze relatie. Ik voelde mijn klok tikken, want al van jongs af aan was het mijn hartenwens om moeder te wor-den.”
Dagmar: “Ik had dat wat minder. Toen we met 38 jaar nog steeds geen partner had-den, besloten we toch om allebei een ziekenhuistraject in te gaan om via kunstmati-ge inseminatie zwanger te worden van een donor.”
Ingeborg: “Die donor hebben we zorgvuldig uitgekozen. Dagmar had een goede kandidaat. De vrouw die ons begeleidde, stelde voor dat ik dezelfde donor zou kie-zen. Dat vond ik in eerste instantie heel raar. Als Dagmar wel een relatie had gehad, zou ik ook niet van hem zwanger willen worden. Maar het idee dat onze kinderen dan dezelfde genen zouden hebben en op die manier genetisch heel sterk verbon-den zouden zijn, gaf de doorslag.”
Van ons allebei
Dagmar: “Ik was als eerste zwanger. Gek genoeg, want uit de ziekenhuisonderzoeken was net gebleken dat ik waarschijnlijk nooit zwanger zou kunnen worden.”
Ingeborg: “Vier maanden later was het ook bij mij raak. Gelukkig, want ik had het wel heel moeilijk gevonden als ik kinderloos zou zijn gebleven.”
Dagmar: “Mijn zwangerschap was gecompliceerd. Ik had last van het HELPP-syndroom en moest daardoor met 31 weken al bevallen. Zo werd ik op mijn 40ste moeder van Fynn.”
Ingeborg: “Ik was ondertussen vijf maanden zwanger maar Dagmar had alle hulp nodig met haar baby die in de couveuse lag. Ik had als verpleegkundige drie jaar ervaring op de afdeling neonatologie, dus het sprak voor zich dat ik bij haar introk om haar te helpen toen ze met Fynn naar huis mocht.”
Dagmar: “Toen Ingeborg zelf bevallen was van Senn zijn we met z’n viertjes naar haar woning verhuisd, omdat die net wat ruimer was. Inmiddels zijn de mannetjes bijna even groot en onafscheidelijk.”
Ingeborg: “We voeden ze heel bewust op als broertjes. We zijn ook niet tante, maar mama Dag en mama Ing. Ze voelen van ons allebei. We zeggen: ‘De een is onder ons hart gegroeid en de ander in ons hart.’”
Dagmar: “De stap die we nu moeten nemen, is dat ik met Fynn weer terug ga naar mijn eigen huis. Dat vind ik een heel lastige.”
‘We hebben niet echt eigen vriendinnen, we zijn altijd samen bevriend’ Lees het hele interview in Zin 7. Dit nummer ligt nu in de winkel of bestel je hier eenvoudig online.
Tekst: Calista van Amerongen | Beeld: Hester Doove