Schrijven, dat is het mooiste wat er is. Gaat hij helemaal in op. Maar vóór de gevierde schrijver Marc Reugebrink (1960) zover is, zoekt hij altijd de nodige uitvluchten. Moet de hond nog uit. Moet hij dat ene boek nog lezen. Gelukkig verandert hij dan toch altijd weer in een blij schrijvende nachtuil die met de schitterende nieuwe roman ‘De vrouw die niet bestond’ komt.
Hoe ben je tot dit verhaal gekomen?
“Ik vind het altijd geweldig moeilijk om aan te geven wanneer nu precies iets ontstaat. Ik ben in mijn hoofd voortdurend met van alles bezig, en ‘vrijheid’ – want daar gaat het boek voor een groot deel over – is iets waarover ik al herhaaldelijk heb geschreven. Het is in ons westerse denken een centraal begrip. De afgelopen jaren kreeg ik in mijn omgeving veel te maken met verhalen van goede vriendinnen die zich in het midden van hun leven plotseling afvroegen hoe ze terecht waren gekomen waar ze terecht waren gekomen: in een huwelijk of relatie die na twintig jaar niet meer liep, in een baan waar ze ingerold waren. Heel veel van hun verhalen had te maken met het gegeven dat ze zich hadden geplooid naar wat er van hen werd verwacht zonder dat ze nog wisten of dat wel was wat ze nu eigenlijk zélf wilden. Als meisje, vrouw word je, ook in ónze cultuur, nog steeds in het ene na het andere keurslijf gedwongen, veel meer dan mannen. Ik wilde ook dat perspectief verkennen. Daar is uiteindelijk het boek uit voortgekomen.”
Wat wil je de lezer meegeven?
“Dat vind ik altijd moeilijk. Deze roman laat zien dat vrijheid een ingewikkeld iets is, dat je snel verstrikt raakt in de ogenschijnlijk eenvoudige waarheden die om je heen verkondigd worden, of die je er zelf voor huis-tuin-en-keuken-gebruik op nahoudt. Ik zoek als schrijver altijd naar de achterkant van dat soort waarheden. Ik zoek ze als lezer ook, trouwens. Ik zeg altijd: als schrijver wil ik de lezer medeplichtig maken aan een wereld waar hij of zij vanuit zichzelf niet zomaar in zou stappen. Dat zie ik ook als het belangrijkste van literatuur: dat het deuren opent.”
Hoe ziet een schrijfdag van jou eruit?
“Ha! Als ik eenmaal schrijvende ben, werk ik meestal ’s ochtends, en meestal een uur of vier per dag. Ik houd met schrijven op, op een moment dat ik denk: ik kan nog wel even doorschrijven. Gek misschien. Maar als ik ophoud op een moment dat ik even niet verder kan, blijk ik de volgende dag ook niet verder te kunnen. Terwijl ophouden als ik nog wél verder kan, maakt dat ik de hele dag met zinnen in mijn hoofd zit, en dat ik de volgende dag meteen door kan. Al pak ik ook soms ’s avonds of ’s nachts dan wel eens de pen weer op – enfin, ik werk op een computer natuurlijk. Ik ben een nachtuil. Maar dat is dus als ik al schrijvende ben. Voordat het zover is, lijk ik vooral uitvluchten te verzinnen om niet te moeten schrijven. Ik moet dringend nog dat en dat boek lezen, anders kan ik niet beginnen. Ik moet nu met de hond wandelen. Ik doe wanhopig mijn best om niet aan het werk te raken, lijkt het, maar in mijn hoofd probeer ik voortdurend al van alles uit. Ik durf alleen nog niet goed te beginnen. Voor de goede orde: ik vind de periode waarin ik schrijvende ben, de mooiste periode die er is. Alles in de wereld lijkt verband te houden met wat ik aan het schrijven ben. De wereld lijkt helemaal te kloppen. In die zin is het altijd weer spijtig wanneer een boek af is.”
Alweer nieuwe (schrijf)projecten op stapel?
“Ik verkeer al een paar jaar in de gelukkige omstandigheid dat ik te veel projecten op de plank heb liggen – nu ja, van die vage ideeën waar wel een boek in zit. Meestal volgt er na de publicatie van een boek toch een beetje een zwart gat. Wat nu? Maar ik ben alweer met wat anders bezig, iets waarmee ik al voor De vrouw die niet bestond begonnen was. Er liggen ook al fragmenten van nog weer een ander boek. Op een gegeven moment zet een van die boeken zich door, is voor dat boek het moment aangebroken om te springen. Dan mág en dan kán ik weer. Verdwijnen in het schrijven, opgaan in het andere – dat is mooi, hoor.”
Over het boek & win
Anna heeft geen herinneringen aan haar vader, denkt ze. Wanneer ze in het Louvre, waar ze gelooft nog nooit geweest te zijn, toevallig oog in oog komt te staan met Delacroix’ beroemde schilderij De Vrijheid leidt het volk, realiseert ze zich dat ze daar al eerder was – met haar vader, Elias Kroon. Kroon was een docent aan de universiteit, op handen gedragen door zijn studenten, verguisd door zijn collega’s, die in de nacht van 9 november 1989 spoorloos verdween. Naar Berlijn, blijkt later, als Anna op onderzoek uitgaat. ‘Hij heeft daarginds een vrouw,’ zei haar verbitterde moeder altijd. Maar wat Kroon daar zocht en waarom hij zijn vrouw en zijn toen 6-jarige dochter achterliet, had minder met vrouwen te maken dan met een verlangen de vrijheid, die na de Val van de Muur binnen handbereik
leek, aan den lijve te ervaren. Nieuwsgierig geworden? Wij verloten 3 exemplaren. Winnaars hebben inmiddels bericht gekregen.
(De vrouw die niet bestond, Querido, € 21,99)