BELEEF DE TIJD VAN JE LEVEN
‘Radio maken is iets heel intiems. Je zit echt in iemands oor’

‘Radio maken is iets heel intiems. Je zit echt in iemands oor’

Radiopresentator Jellie Brouwer

In het radioprogramma ‘Kunststof’ vraagt presentator Jellie Brouwer (1964) haar kunst- en cultuurgasten het hemd van het lijf. Al heeft ze zelf ook een flink verhaal, over zichzelf vertellen vindt ze lastig. “Ik luister liever naar de verhalen van anderen. Eén grote afleidingsmanoeuvre.” Nú in Zin.

Op bezoek bij Jellie

Het herenhuis waar Jellie samen met haar man Philip Kroonenberg (psychotherapeut en muzikant) en haar jongste dochter Lynn (18) – de oudste twee, Patsy (23) en Dunja (21) zijn inmiddels uitgevlogen – al 25 jaar woont, is warm ingericht. De meubels en kleuren doen een beetje Scandinavisch aan. In de woonkamer staat een piano en diverse gitaren van Philip en overal liggen boeken, mapjes en andere werkpaperassen van Jellie. Al meer dan twintig jaar presenteert zij twee tot drie keer per week Kunststof, het kunst- en cultuurprogramma op Radio 1. “Radio maken is iets heel intiems. Je zit echt in iemands oor. En het leuke van deze tijd is dat door de komst van de podcasts je kunt luisteren wanneer het jou uitkomt. Daardoor bereiken we nu ook jongeren. Laatst zei een vriendin van een van mijn dochters dat ze helemaal niet wist dat Kunststof een radioprogramma was. Ze kende het alleen als podcast.” Ontelbaar veel schrijvers, kunstenaars en muzikanten interviewde Jellie inmiddels voor Kunststof. “Wat dat aangaat heb ik een fantastisch beroep. In mijn werktijd zit ik boeken te lezen, bezoek ik voorstellingen, luister ik muziek of heb ik gesprekken met boeiende mensen. Elke keer verdiep ik me weer in iemand anders. Mijn doel is niet om te toetsen of mijn gasten deugen, het zijn geen harde nieuwsinterviews die ik maak. Nee, ik ben vooral nieuwsgierig naar de drijfveren, wat het verhaal is achter de kunstenaar.”

Wat is jouw verhaal?

“Als kind verloor ik in relatief korte tijd veel mensen. Ik was thuis de oudste. Onder mij zaten nog mijn broer Harry en zusje Gea. Toen Gea net was geboren kreeg mijn vader problemen met eten. De artsen hielden het op een maagzweer, vooral omdat mijn vader veel stress had op zijn werk. Maar de pijn ging niet over. Integendeel. Mijn vader voelde zich met de dag zieker worden en zijn buik werd dikker en dikker. ‘Het lijkt wel alsof je ook zwanger bent,’ grapte de omgeving. Tussen de bedrijven door overleed de moeder van mijn moeder, ze was begin vijftig. Terwijl mijn moeder om haar moeder rouwde, kreeg mijn vader van de artsen te horen dat ze hem toch wilden opereren. Alleen op die manier konden ze zien wat er aan de hand was. Tijdens de operatie ontdekten ze dat hij maagkanker had die ver was uitgezaaid. De operatie mislukte. Mijn vader raakte in coma en stierf niet lang daarna. Ikzelf herinner me niets meer van mijn vader. Alleen de dag van zijn begrafenis, omdat we daar niet bij mochten zijn. Je zou zeggen: Genoeg leed voor één gezin. Maar een paar jaar later was het opnieuw foute boel. Ik was 6 en weet nog dat mijn zusje Gea voor ons uitliep en mijn moeder me aanstootte en zei: ‘Kijk eens hoe gek Gea loopt, daar moeten we mee naar de dokter.’ Het bleek botkanker. Ongeneeslijk. In twee jaar tijd was ons gezin een compleet slagveld. Er was veel verdriet. Het gekke is dat ik dat als kind niet eens ongewoon vond. Ik dacht: soms worden mensen ziek en die gaan dan dood. Pas later realiseerde ik me dat in de meeste gezinnen niemand doodgaat. Hooguit een hond of een cavia.”

En toen kreeg je zelf vijf jaar geleden borstkanker…

“Inderdaad. Ik voelde een raar dingetje in mijn borst. Geen knobbeltje, meer een strengetje. ‘Het is een melkkliertje,’ zei mijn huisarts in eerste instantie. ‘Niets om je zorgen over te maken.’ Toen ze dat zei, moest ik huilen. Ik vertelde haar dat ik mijn leven lang al zit te wachten op het moment dat zij of een andere arts mij gaat vertellen dat ik kanker heb. Door de medische voorgeschiedenis in het gezin waar ik uit kom, ben ik altijd bang geweest dat het mij zou overkomen. Als kind al vroeg ik aan mijn moeder: ‘Is het erfelijk?’ Mijn moeder heeft het destijds nagevraagd bij de artsen. Het was niet erfelijk maar kwam wel veel voor in bepaalde families. Ik was ook voorzichtig, ging vaak naar de dokter en altijd was het iets onschuldigs. De huisarts schrok van mijn huilbui en gaf me voor de zekerheid en ter geruststelling een verwijzing mee voor een mammografie. Daar bleek het tóch kanker. Ik kreeg een borstsparende operatie en daarmee was de kous af. Dacht ik.”

Jellie Brouwer

Jellie neemt eerst een slokje van haar koffie en kijkt de tuin in. Ergens pikt een Vlaamse Gaai brutaal een nootje weg. Jellie lacht om het tafereel en bekent dat ze het heerlijk vindt om naar het vogelparadijs in haar tuin te kijken. “Blijkbaar moet je 58 worden om vogelhuisjes op te hangen en ervan te genieten. In het jaar dat ik borstkanker kreeg was het gekwetter in de tuin een welkome afleiding. Ik weet nog zo goed dat ik naar de bestralingsarts ging om vervolgafspraken te maken. Ik was vrolijk. De operatie was immers geslaagd en na die bestralingen kon ik verder met mijn leven. Dat liep dus anders. Kort gezegd komt het erop neer dat tijdens een medisch teamoverleg een oplettende verpleegkundige, Lida heet ze, door mijn status bladerde. Ze las over mijn vader, tante en zusje – allemaal overleden aan kanker – en vroeg zich toen hardop af of er niet meer aan de hand was in mijn familie. Helemaal omdat de arts in een eerder stadium ook al iets had gevoeld in mijn andere borst – maar op de MRI bleek dat loos alarm. De radioloog besloot daarop nog eens goed te kijken op de scan. Helaas bleek ook mijn andere borst ziek te zijn.”

Hoe stelde jij jezelf gerust?

“Er is me meer dan eens een Oxazepammetje aangeboden. Maar dat weigerde ik. Niet om stoer te doen maar ik wilde het ook doorvóelen. In plaats van een medicijn te nemen ging ik lezen of wandelen om rustig te worden. Wonen op een plek als deze is dan ideaal. Als je kijkt naar de zee en die immense horizon, voel je jezelf alleen maar nietig. Je kunt iets heel groot maken, of bewust klein houden. Ik dacht: dat ik misschien doodga, is erg. Maar kijk naar het leven dat ik heb gehad. En… er gebeuren dingen op de wereld die mijn verdriet overstijgen. Je relativeert. Ook een manier om jezelf gerust te stellen en te troosten.
En ik had geluk. Na een jaar van ingrijpende operaties en behandelingen werd ik kankervrij verklaard. Wel bleek ik het gen te hebben, wat inhield dat ook mijn dochters zich moesten laten onderzoeken. Ik vond het verschrikkelijk dat ik ze hiermee moest belasten. Pas sinds een paar weken weten we dat geen van hen het gen draagt. Daar ben ik zó dankbaar voor. Want ik besef heel erg dat het erop of eronder was.”

Zin in meer? Lees het hele interview met Jellie in Zin 3. Nú in de winkel. Of bestel ‘em hier.

Interview: Jolanda Hofland. Beeld: Jacqueline de Haas.