Inge Schilperoord, auteur van Muidhond:
‘Ik moest soms denken aan mezelf als tiener’
Het mooie van de islam zoeken maar je ook aangetrokken voelen door de donkere kanten. Schrijver en forensisch psycholoog Inge Schilperoord (1973) wilde begrijpen hoe dat kan zijn. En herkende in de verhalen van de meisjes die ze sprak voor Het licht in de stad ook zichzelf als tiener die dolende en letterlijk zoekende was.
Is jouw kijk op het schrijverschap veranderd na het succes van Muidhond?
“Ja. Dat wil zeggen: sinds de komst van dat boek durf ik mezelf schrijver te noemen. Daarvoor schreef ik allang maar had ik alleen non-fictie gepubliceerd. Het succes van Muidhond heeft me wel overdonderd. Jarenlang had ik in een soort onzichtbaarheid zitten werken, en opeens al die aandacht. Dat was heel onwerkelijk. Ik denk dat ik me pas jaren later echt realiseerde wat er allemaal was gebeurd.”
Voor je nieuwe roman Het licht in de stad deed je jarenlang research naar de islam, bekeerlingen en het jihadisme. Hoe ging je te werk?
“Het allereerste idee voor dit boek is ontstaan toen ik in 2017 en 2018 als psycholoog persoonlijkheidsonderzoeken deed op de TA, de Terroristen Afdeling van het gevangeniswezen. Het kalifaat in Syrië en Irak bestond toen nog en op de TA zaten veel jongeren die werden verdacht van banden met het kalifaat en dus met IS. Die persoonlijkheidsonderzoeken waren heel interessant. Vooral de verhalen van de meisjes die ik sprak bleven me bij. Soms waren het bekeerlingen, soms meisjes die wel Islamitisch waren opgevoed maar vaak uit gezinnen kwamen waar het geloof helemaal niet zo’n grote rol speelde. Zij namen hun religie veel ernstiger op dan hun ouders, en wilden er anders mee omgaan. Veel strenger. De motieven van de meisjes op de TA om naar het kalifaat te willen afreizen waren heel divers. Bijvoorbeeld omdat ze in Nederland niet het idee hadden dat ze hun geloof ten volle konden uitdragen, en de naïeve hoop hadden dat het in het kalifaat perfect was, helemaal volgens de wetten van de islam. En om hun ‘zusters’ te helpen die werden onderdrukt door Assad. Maar hoe langer het kalifaat bestond, hoe meer beelden er op tv te zien waren van de gruwelijkheden daar. Dit moet hen dus ook hebben aangetrokken maar daar waren ze niet altijd even open over.
Al die verschillende beweegredenen en gevoelens vond ik boeiend, daar wilde ik iets mee. Toen het idee bij mij begon te ontstaan om hierover te gaan schrijven, ben ik gestopt met mijn psychologische onderzoeken daar. Ik wil de mensen die ik psychologisch onderzoek niet als onderzoeksmateriaal gaan gebruiken voor een boek. Vervolgens ben ik veel gaan lezen over de islam, over IS, en heb veel gesprekken gevoerd met mensen die in beide onderwerpen thuis zijn. Ik heb in de weekenden een intensieve cursus gevolgd over de islam, heb veel met vrouwelijke bekeerlingen gesproken en deed ook een cursus Arabisch – vooral om te ondervinden hoe moeilijk het is om zelfs maar de beginselen daarvan te leren! Ik heb dus best veel gedaan, vond het erg interessant.”
Waar komt jouw betrokkenheid bij dit onderwerp vandaan?
“Als ik die meisjes op de TA sprak, en tijdens mijn gesprekken met jonge bekeerlingen, moest ik soms denken aan mezelf als tiener. Niet dat ik het type was dat zich zou aansluiten bij een organisatie als IS, of dat naar een kalifaat zou afreizen, maar ik was wel heel zoekend. En ook heel nieuwsgierig. Ik stelde overal vragen bij en las veel, ook over religie. Zelf kom ik uit een atheïstisch nest maar, of misschien juist dáárom – puberale rebellie? – trok religie me aan. Ik was soms haast een beetje jaloers op mensen die gelovig waren, zoals een schoolvriendin die moslim was. Omdat zij toch een extra dimensie in hun leven hadden die ik niet had. Een soort warmte, het ergens bij horen, en beschermd en geliefd worden door een hogere macht.”
Waarom moest het een boek worden?
“Vanuit mijn verregaande nieuwsgierigheid en onrust was ik als puber ook, net als Sophie, dolende en letterlijk zoekende. Zij zit veel in de metro en reist door de stad, ik zat vroeger vaak in de tram en reed door de stad. Ik kom uit een witte, nette, wijk, die ik als puber opeens saai en doods vond, en ik wilde weten wat er nog meer was. Soms ging ik met de tram expres naar minder ‘goede’ buurten om te kijken hoe het daar was. En mijn vriendin van toen, de enige moslim op school, woonde ook in zo’n ’slechtere’, maar voor mij fascinerende wijk, waar alles anders was. Ik denk dat ik het verhaal in eerste instantie vooral wilde schrijven om voor mijzelf te onderzoeken hoe deze lijnen elkaar raakten, en om me in te leven in een meisje dat zich wil bekeren. Dat het mooie van de islam zoekt, maar zich ook aangetrokken voelt door de donkere kanten. Ik wilde begrijpen hoe dat kan zijn.”
Hoe verklaar je de fascinatie van de 16-jarige Sophie voor Isra, een vermeende recruiter voor IS?
“De vader van Sophie was strafrechtadvocaat en is aan het begin van het boek een aantal maanden overleden. Hij zei haar altijd dat de radicale denkbeelden en gedragingen van de jongeren die hij verdedigde niets te maken hadden met hun religie, de islam. Hij was zelf niet gelovig maar had wel een diepe interesse en liefde voor de islam. En besteedde erg veel tijd aan gesprekken met de jongeren die hij verdedigde. Nu is hij dood en zit Sophie met heel veel vragen en gevoelens waarmee ze geen raad weet. Als radicaliteit niets te maken heeft met de islam, waarmee dan wel? Hoe kan het dat jongeren van haar leeftijd uit haar stad huis en haard verlieten voor het kalifaat? En waarom was haar vader zo enorm betrokken bij deze jongeren? Ze is daar ook wel jaloers op. En ergens heeft ze zelf ook een fascinatie voor het geweld, en voor de eenduidigheid van het wereldbeeld van die jihadisten, terwijl ze het tegelijkertijd verafschuwt. Ze gaat Isra, een ex-cliënt van haar vader, online zoeken om zowel haar vader als zichzelf beter te begrijpen.”
Kun je na jouw jarenlange research begrijpen waarom jongeren zich bekeren of overwegen aan te sluiten bij een organisatie als IS?
“Ja. En dat zijn natuurlijk twee totaal verschillende dingen. Het bekeren snapte ik altijd wel. Alleen nooit zo volledig dat ik het zelf zou kunnen, of had gekund. En toen ik nog puber was, frustreerde me dat soms ook wel, net als Sophie. Waarom voelen anderen wel de troostende en zingevende aanwezigheid van een god en ik niet? Het lijkt me best fijn dat in je leven te hebben, zeker als je in een verwarrend en eenzaam universum leeft zoals Sophie – dat was bij mij als puber gelukkig een stuk minder erg. Het aansluiten bij IS is wel een ander verhaal. Dat gaat ver. Maar in de praktijk zag ik bij de onderzoeken die ik deed vaak dat de jongeren vrij ondoordacht tot die keuze kwamen. Impulsief. Vaak voltrokken die radicaliseringsprocessen zich zo enorm snel, soms in een kwestie van weken of maanden. Allemaal online. Het waren niet voor niets heel jonge, ontevreden, mensen die hier gevoelig voor waren. Nog volop in ontwikkeling, vaak stuurloos en boos, en als je dan online een manier denkt te hebben gevonden om je leven zin te geven, je boosheid een uitlaatklep te geven, kan het snel gaan.”
Je schrijft zo realistisch en invoelbaar dat het boek onder je huid gaat zitten. Hoe en wanneer kwam je erachter dat je zo kunt schrijven?
“Dank je wel. Dat weet ik niet precies maar wel dat ik altijd al heb geschreven en wilde schrijven. Ik denk dat het altijd een manier is geweest voor mij om te proberen me in te leven in andere mensen, andere levens. Als kind was ik altijd in de weer met brieven schrijven, dagboeken, stripboeken, verhaaltjes, en toen ik 18 was, probeerde ik voor het eerst een boek te schrijven. Dat lukte natuurlijk niet. Later bleef ik het proberen maar in mijn eentje vond ik het moeilijk om de moed erin te houden. Ik had behoefte aan een klankbord, aan structuur in het schrijven. Toen ben ik de Schrijversvakschool gaan doen. Muidhond was mijn afstudeerproject.”
Muidhond is verfilmd. Zou dat met Het licht in de stad ook kunnen gebeuren denk je?
“Ik denk dat het zoiets unieks is, om als schrijver mee te maken dat je boek wordt verfilmd. En dat dit gelijk bij mijn eerste boek gebeurde, is helemaal bijzonder! Ik ga er niet vanuit dat ik dat nog eens zal meemaken.”
Je bent behalve schrijver ook forensisch psycholoog. Hoe zie je jezelf vooral? En hoe weet je de boel te combineren?
“Ik denk dat zowel het willen schrijven als het willen onderzoeken van ‘criminele geesten’ uit een zelfde soort bron voortkomt. Een heel grote nieuwsgierigheid naar wat mensen drijft, en naar zowel de verschillen tussen mensen als de overeenkomsten die er altijd zijn. Zelfs tussen mijzelf en de meest ’slechte’ psychopaat die ik zou kunnen ontmoeten in mijn werk zijn er parallellen. Ik wil dan begrijpen hoe dat zit. In mijn werk als forensisch psycholoog schrijf ik rapporten, dus hoe dan ook zie ik mezelf vooral als schrijver.
Ik heb lange tijd geprobeerd de twee naast elkaar te doen: een aantal dagen per week schrijven en een aantal dagen per week werken als forensisch psycholoog. Maar dat leidt ook tot veel verlies van tijd en veel frustraties omdat ik dan steeds moet switchen, dat is lastig. Sinds een jaar of twee pak ik het anders aan. Ik werk een tijd vrij veel en neem dan drie, of soms zes maanden ‘vrij’ en ga fulltime schrijven. Dan blijf ik in dat schrijfritme, dat werkt veel beter.”
Is er een nieuwe wereld waarin je best zou willen duiken voor een volgende roman?
“Die heb ik nu nog niet ontdekt maar ik heb er ook nog niet naar gezocht. Er is zoveel interessants op de wereld dat ik denk dat er wel weer iets op mijn pad zal komen.”
Zin in?
We geven 3 boeken van Inge weg. Klik hier om kans te maken.
Over het boek
Wanneer de 16-jarige Sophie door een ongeval haar vader verliest, is ze eenzamer dan ooit. Haar vader verdedigde als strafrechtadvocaat jonge moslimextremisten. Hun geweld, zei hij, heeft niets te maken met hun religie. Maar waarmee dan wel? In een poging dichter bij hem te komen stort Sophie zich op een werkstuk over jihadisme. Ook raakt ze bevriend met haar Afghaanse en islamitische klasgenoot Zala. Betoverd door de geheimzinnige schoonheid van Zala’s geloof, doet het steeds meer pijn dat er voor haar geen God is. Sophies zoektocht naar waar ze thuishoort maakt dat ze niet alleen haar vader, maar ook zichzelf in een ander daglicht gaat zien. Met wie voelt ze zich het meest verwant? Met Zala, of toch met Isra, haar vaders ex-cliënt die zich aansloot bij IS?
In haar tweede roman neemt Inge Schilperoord de lezer mee in een wereld die voor velen onbekend is. Op basis van jarenlange research naar jihadisme onder Nederlandse jongeren, de belevingswereld van de bekeerling en vanuit haar werk als psycholoog met verdachten op de Terroristen Afdeling van de gevangenis, slaagt ze erin om net als in haar internationaal bejubelde debuut Muidhond fascinerend dicht onder de huid van een niet-alledaags personage te kruipen.
(Het licht in de stad, Podium, € 22,50)
Over de schrijver
Inge Schilperoord (1973) is psycholoog, boekrecensent en schrijver. Ze werkt als forensisch psycholoog bij onder meer het Pieter Baan Centrum en publiceerde in onder meer NRC Handelsblad, Psychologie Magazine en Crossing Border Magazine. Na het bijzonder succesvolle Muidhond (2015), levert ze nu met Het licht in de stad haar tweede roman af.
Foto: Keke Keukelaar