BELEEF DE TIJD VAN JE LEVEN
Liesbeth Goedbloed

Liesbeth Goedbloed

‘Ik wil de weerloosheid een stem geven’

‘Raaf herkent zijn eigen vleugellam-geslagen-zijn in een zieke duif. En omhelst dat in de duif.’ Hij heeft ook nog zo veel liefde over, nu zijn moeder is overleden. Schrijver Liesbeth Goedbloed (1981) ontroert met Zonder ons geen nieuwe dag, haar zojuist verschenen tweede roman over een dwalende, verweesde jongen.

Je schrijft, vertaalt en dicht. Waarin voel je je het meest thuis?

“Toch wel het schrijven. Het grote voorrecht van een romanschrijver is dat je je eigen mensen mag verzinnen. En vervolgens ga je met die mensen een ongeëvenaarde innigheid aan: je denkt hun gedachten, voelt hun emoties, bepaalt hun leven. In Broeder Ezel was de ezel goed gezelschap. Hij loopt met Anna mee naar de top van een berg en die hele tocht lang laat hij alle razernij van zijn reisgenote geduldig over zich heen komen. Het was voor mij heel lastig om afscheid van Broeder Ezel te nemen. Vooral omdat ik vond dat ik me niet opnieuw tot een dier kon richten maar nu iets moest met een echt mens. En hoe moest ik dat wat ik te zeggen heb aan een echt mens vertellen? Ik wist dus: mijn nieuwe personage moet een ongewoon mens zijn, een zachte ziel, een beetje dierlijk misschien. Zo is Raaf ontstaan: een 18-jarige, Rotterdamse jongen, werkzaam in de groenvoorziening. Hij is net zijn moeder verloren en dwaalt met een zwaargewonde duif op zak door de stad.”

Negen jaar werkte je aan je eerste roman, Broeder Ezel (2018). Kun je iets vertellen over dat proces van jaren?

“Toen ik begon aan Broeder Ezel had ik nog niet veel geoefend met fictie: ik had één keer een kort verhaal geschreven. Als dichter had ik wel ervaring maar bij poëzie passen je woorden meestal op één A-4’tje. Zo blijven de dingen overzichtelijk. Ik had dus weinig ervaring met het werken in lange lijnen en verloor me steeds in de details. Bovendien wist ik wel dat Anna met die ezel die berg op moest, maar ik had geen flauw idee wat ze daar ging doen. Acht-en-een-half jaar heb ik aan het boek gewerkt voor ik daar achter kwam. Toen ik het eenmaal wist, was het boek zo af.”

Zonder ons geen nieuwe dag is heel anders; religie speelt nu een andere rol. Kun je uitleggen in welk opzicht?

“In Anna uit Broeder Ezel komen twee nucleaire krachten samen: geloof en gezin. Beiden hebben het vermogen om een mens te maken of te breken. Anna breekt onder het zware schuldgevoel dat haar vanuit geloof én gezin wordt toegeschoven.

In Zonder ons geen nieuwe dag heeft religie een veel lichtere toon. Alles was goed, mama was weer heel, ze zou bij me blijven, en in mij duizelde de dans, klom omhoog naar mijn hart en mijn armen, en de sterren gingen aan in het water, en de wind likte aan mijn wangen als een krolse kat, en God was een meisje, God danste als een witte windmolen in de zon. Raaf ziet God overal: in zijn dromen, in het zonlicht dat in de bladeren bewegen, in een dode rat die hij tussen de plant vindt. Hij doet pogingen om al die beelden met elkaar te rijmen maar een samenhangende religie wordt het niet.”

Je groeide zelf op in een streng reformatorisch gezin maar werd later lid van de Oudkatholieke Kerk. Waar was je naar opzoek?

“Ik zocht vooral een plek waar ik me niet voortdurend in staat van beschuldiging gesteld voelde. Het geloof waarmee ik opgroeide, bestond voor het grootste deel uit angst en schuldgevoelens. En ik verdroeg geen kerk meer waarin ik allerlei beschuldigingen aan moest horen; ik werd er letterlijk niet goed van. Tegelijk bleef de kerk trekken: het was ook mijn thuis, een plek waar ruimte was voor verdriet en woede, waar gezongen en gebeden werd, waar aandacht en zachtheid was. Die zachtheid ben ik blijven zoeken. De Oudkatholieke kerk is een kerk met een klassieke liturgie, de dienst draait om lezingen, stilte, zang. Geen kerk van grote ambities of uitgesproken meningen. De bescheidenheid daarvan spreekt me aan: zo blijft er ruimte over voor God, engelen en je eigen ziel. Bovendien helpt het mij om de kerk met een gezonde scepsis te beschouwen: je moet er niet al te veel van verwachten, het is ook gewoon gedoe, een wat moeilijke en overvraagde vereniging van mensen.”

Raaf is 18, zijn moeder is overleden, zijn vader verdwenen. Hij ontfermt zich over een doodzieke duif. Hoe komt het dat hij zo begaan is met dit beestje?

“Raaf hield zielsveel van zijn moeder en na haar dood houdt hij bakken liefde over. Dat overschot aan liefde moet ergens heen. De duif komt dus als geroepen.

Tegelijk is de duif ook een spiegel: we houden van datgene waarin we onszelf herkennen. Raaf herkent zijn eigen vleugellam-geslagen-zijn in de duif en kan dat omhelzen in de duif.”

Raaf dwaalt en ontmoet Jana. Ook zij is niet bepaald een stabiele factor voor hem, wil zelfs een einde aan haar leven maken. Wat maakt dat hij bij haar blijft? 

“Zo is hij gewoon. Geen wegloper maar een blijver. En misschien kan hij door te blijven haar er wel van overtuigen dat zij onmisbaar is. Raaf is geen rekenaar – wat de dingen hem kosten of opleveren, telt niet voor hem; hij houdt geen rekeningen bij.”

Hoe verhoudt Raafs onschuld zich tot het grauwe, harde nachtelijke leven in de haven van Rotterdam? Wat wilde je laten zien met deze tegenstelling?

“De haven is niet zijn natuurlijke habitat, Raaf is er een vreemde, een ontheemde. Tegelijk blijft hij volkomen zichzelf, hij past zich niet aan, levert zijn onschuld niet in voor hardheid. Kwetsbaarheid is een soort modewoord geworden maar Raaf is niet kwetsbaar, hij is weerloos. En van weerloosheid kun je niks moois en stichtelijks en zelfhelpends maken, je kunt het niet ten voorbeeld stellen aan mensen die te veel in het harnas leven. Werkelijke weerloosheid roept geen bewondering op maar minachting: de vraag die gesteld wordt is te groot, de meeste mensen weten niet wat ze ermee moeten. Toch wilde ik die vraag stellen en die weerloosheid een stem geven. Dat heeft ook te maken met een verbeten trouw aan het meest weerloze in mezelf: dat heeft behoorlijk wat minachting moeten doorstaan. Gelukkig kun je ervoor kiezen om die minachting te trotseren. Het helpt dan om niet te zwaar aan jezelf en je ego te tillen. Om net als Raaf jezelf te vergeten. Of zoals G.K. Chesterton het zei: ‘Angels fly because they take themselves lightly.’”

Behalve ‘rauw’ wordt je roman ook ‘poëtisch’ genoemd. Is de dichter altijd in de schrijver?

“Ik denk het wel, ja. Het gaat ook vanzelf. Ik ben opgegroeid met de Statenvertaling, een Bijbelvertaling vol rijm en ritme, bedoeld om voor te lezen. En mijn ouders leefden volgens Deutoronomium 6: En deze woorden, die ik u heden gebied, zullen in uw hart zijn. En gij zult ze uw kinderen inscherpen, en daarvan spreken, als gij in uw huis zit, en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt, en als gij opstaat. Zeven keer per dag ging dat boek dan ook open in mijn jeugd, dus die tekst zit in mij gebeiteld, is DNA-materiaal geworden. Ik denk dat dat mijn taal heeft gevormd.”

Het is alsof je de roman schreef met al je zintuigen open. Zo komt het verhaal ook binnen. Is dit kenmerkend voor jou als schrijver en als mens?

“Ja. Niet weten hoe je je hart dicht moet doen voor de wereld is soms een bezoeking maar vaker nog een groot geluk. Ik zoek het ook op: zonder word ik razendsnel ongelukkig. Ik heb nu eenmaal huid-op-huidcontact nodig met het leven.”

Win met Zin

We geven 3 boeken van Liesbeth weg. Kans maken? Deel in de comments waarom jij Zonder ons geen nieuwe dag wil winnen!

Over het boek

In de rauwe en poëtische roman Zonder ons geen nieuwe dag dwaalt Raaf, een verweesde jongen, samen met zijn duif door Rotterdam. Zijn moeder is nog maar net overleden en nu hij is wanhopig op zoek naar zijn vader die een tijdje geleden is vertrokken en alleen een nietszeggend briefje heeft achtergelaten. Onderweg verzinkt Raaf in gedachten, over toen zijn moeder nog leefde en zijn vader nog thuis was, en heeft hij oog voor alles wat hij op zijn tocht tegenkomt. Samen met zijn vriendinnetje Jana belandt hij op het schip van een vriend, maar daar wordt de sfeer langzaam grimmiger. De onschuld van Raaf smelt samen met het ruwe, nachtelijke leven in de haven van Rotterdam.

(Zonder ons geen nieuwe dag, Mozaïek, € 22,99)

Over de schrijver

Liesbeth Goedbloed (1981) studeerde Taal- en Cultuurstudies aan de Universiteit van Utrecht. Ze is columnist, psalmenrijmer en vertaler. In 2018 debuteerde ze met Broeder Ezel. Zonder ons geen nieuwe dag is haar tweede roman.

.