Johanna ter Steege
Alles gaat voorbij, dat is een hard besef
Na 35 jaar acteren in andermans producties neemt Johanna ter Steege (1961) steeds meer het heft in eigen handen. Ze produceerde twee locatie theaterspektakels op de voormalige Vliegbasis Twenthe. Met beide stukken zit ze bovenop de actualiteit. Als burgemeester in De vergeten Twentse Lente probeert ze een verscheurde gemeente bijeen te houden.
Bij de ingang staat een billboard van haar nieuwe productie De vergeten Twentse Lente. In dit Hengelose Van der Valk- hotel verblijft actrice Johanna ter Steege als ze werkbesprekingen en repetities heeft. Ze woont in Rotterdam en haar tweede grootschalige muziektheatervoorstelling, waarin ze zelf de hoofdrol vertolkt, gaat over de April-meistakingen in 1943. Bij deze protestactie in Hengelo werden in de Tweede Wereldoorlog 167 Stork-werknemers geëxecuteerd. Haar logeeradres ligt op een steenworp afstand van Notter, het dorp waar Ter Steege opgroeide. Met ouders, broers en zus woonde ze op de boerderij van haar opa en oma van moeders kant. Als middelste kind van een gereformeerd gezin. Haar vader was ouderling en ze ging naar ‘de lagere school met de Bijbel’ in het dorp. De laatste tijd keert ze vaker terug naar haar geboortegrond. Naast de twee locatie theaterstukken maakte ze hier ook de documentaire Zo doo wiejleu dat, over honderd jaar Twente.
Familie
Hoe zag jullie leven eruit, vroeger op de boerderij? “Mijn grootouders hadden een gemengd boerenbedrijf, twaalf varkens, tien koeien, een paard, wat kippen, mais en graan. Ze werkten allebei op het land. Mijn moeder deed het huishouden. Mijn vader, die was opgegroeid op een boerderij in Enter, had een eigen bedrijf met keukenshowrooms. Een regelmatig bestaan met een duidelijke dagindeling was het. Ik was veel buiten en hielp mijn moeder op zaterdag. Met een schilmesje moest ik het onkruid tussen de tegels van de oprit verwijderen. We leefden aanvankelijk allemaal in één huis. De eerste tijd met oom Jan erbij, broer van mijn moeder die op latere leeftijd trouwde. Pas toen opa en oma stopten met boeren, lieten mijn ouders er een huis naast bouwen. Nadat mijn opa overleed, kwam oma weer bij hen in. Tot haar 97ste, toen zij stierf.
Nee, het komt niet in me op dat ik hier weer zou willen wonen. Al is Twente wel mijn thuis. Als ik de IJsselbrug over rijd, voelt het goed. Mijn theaterproducties zijn een ode aan mijn ouders, grootouders en mijn jeugd op het platteland. Waar vooral hardwerkende mensen wonen. Van meet af aan wilde ik daarom de lokale bevolking er direct bij betrekken. Als publiek en als spelers: dit gaat over hen. Ik zie hun liefde voor de grond, het belang van noaberschap. Natuurlijk, omzien naar elkaar vind je ook in de Randstad. Ik zie het in Rotterdam, zeker in de Marokkaanse en Turkse gemeenschappen.” Ter Steege nipt aan haar alcoholvrije martini en bestelt een bord nacho’s met guacamole, die ze nagenoeg onaangeroerd laat. Elke dag staat ze op de weegschaal om haar streefgetal in de gaten te houden: 62 kilo bij 1 meter 69. “Ik eet gezond, veel groenten en fruit. En zo min mogelijk brood. Sporten doe ik onregelmatig, wel probeer ik 10.000 stappen per dag te halen. Met alcohol ben ik zeer matig, ik kan er niet meer zo goed tegen. Door mijn beroep heb ik geleerd gedisciplineerd te zijn. Soms verlang ik naar wijn of een snack. Dan schenk ik heel bewust aandacht aan mijn behoefte en denk: dit is een gedachte. Het ebt dan vanzelf weg.” Voor haar jeugdige uiterlijk doet ze weinig moeite. Nauwelijks make-up, hooguit een borstel, lippenbalsem, mascara en een wenkbrauwpotlood gaan mee in de tas.
Confronterend
“Ouder worden is soms confronterend. Vooral als je terugkijkt naar films en foto’s van jaren terug,” beaamt ze. “Alles gaat voorbij, dat is een hard besef. Als je 60 bent, heb je geen borsten meer die omhoog wijzen. De meeste mensen zien er heel gewoon uit. In de film- en toneelwereld is uiterlijk erg belangrijk. Rollen voor de oudere actrice liggen niet voor het oprapen. Zelf vind ik oude mensen heel vanzelfsprekend en verrijkend, misschien omdat ik bij mijn opa en oma opgroeide. Gelukkig zijn er kleine veranderingen te zien, de vijftigplusser komt vaker en genuanceerder in beeld.” Je bent nog niet zo lang een Rotterdammer. Ben je al ingeburgerd? “Het begint te wennen. Ik woon er liever dan in Amsterdam. De mentaliteit van de Rotterdammers herken ik. Je bent wie je bent. Niet lullen maar poetsen. Aanpakken, dat vinden ze in Twente ook prettig. Ik verhuisde vanwege ‘de liefde’. Na twee decennia Haarlem. Mijn man Matthijs is theaterproducent; we zijn nu tien jaar samen.
Van zijn vier kinderen is alleen de jongste van 17 nog thuis. Mijn dochter Hanna is 25, ze woont op zichzelf. Ik kende niemand in Rotterdam, enkel de vrienden van mijn man. Niet lang nadat ik verhuisde, kwamen de lockdowns. Enig voordeel daarvan was dat ik de omgeving en naaste buren goed heb leren kennen. We hebben een grote binnentuin en organiseerden kleine concertjes vanaf de balkons. Of ik ergens kan aarden, hangt samen met vriendschappen. Uit mijn jeugd heb ik vier beste vriendinnen. Door corona kreeg ik vrienden die er anders niet waren geweest. Ja, je kunt op oudere leeftijd nieuwe vriendschappen sluiten. Doordat alles op slot ging, wilde ik uit pure frustratie iets doen. Een telefoontje met programmamaker en schrijver Marc Pos resulteerde in Cultuur in Actie! Ik ben niet snel boos, toen was ik woedend. Over hoe er werd gepraat over de cultuursector. We werden weggezet als niet-noodzakelijk. Dat was voor mij de grens. Ik wilde de politiek duidelijk maken hoe belangrijk cultuur is. Een van de tien topsectoren in Nederland. We gaven een week lang iedereen die zijn geld verdient in de cultuurwereld, circa 300.000 mensen, een podium. Artiesten, technici, garderobepersoneel, leveranciers en catering. Ineens zaten we zonder inkomen.”
Zin in meer?
Lees het vervolg van Johanna’s verhaal in het dubbeldikke nummer Zin 4/5. Nu in de winkel, of bestel ‘em hier online.