5 vragen aan Charles den Tex
Thrillers hebben voor mij de wereld van de literatuur geopend’
Op zijn ereplank staan diverse gerenommeerde prijzen, waaronder maar liefst driemaal de Gouden Strop. Charles den Tex (1952) schrijft al meer dan dertig jaar thrillers die onbehaaglijk sterk op de actualiteit leunen. Onlangs verscheen Trauma, het vervolg op zijn succesvolle De Repair Club. Hoog tijd voor een interview met een van de beste thrillerschrijvers van Nederland.
1. Moeten je boeken kloppen?
“Ze hoeven niet te kloppen zolang de lezer het maar gelooft. Je moet een geloofwaardig beeld schetsen waarin de lezer meegaat. Ik ben geslaagd als het me lukt de lezer uit zijn eigen wereld te tillen en op een andere manier naar iets te laten kijken. Fei- ten zijn daarvoor niet altijd het beste middel. Om me in te leven, verdiep ik me in de geschiedenis van mijn onderwerp, lees ik veel en spreek ik met mensen die er dicht op hebben gezeten. Maar uiteindelijk verzín ik het verhaal. De hoofdpersoon van De Repair Club, oud-spion John Antink, bestaat niet. Hij is gebaseerd op ver- halen van anderen over hoe het was op de plekken waar hij heeft gezeten. Het begon allemaal met het idee van een groepje gepensioneerde spionnen. Eindelijk kon ik weer eens schrijven over iemand van mijn eigen leeftijd. Toen het verhaal eenmaal groeide, bedacht ik dat ik meer dan één boek over deze groep kon schrij ven. John Antink heeft een hele tijd bij de geheime dienst gezeten en is daar ook de baas geweest. Dat biedt de mogelijkheid om drie boeken te schrijven waarin ik drie belangrijke momenten uit de Nederlandse mili taire geschiedenis kan verwerken.
De eerste is de inzet van de geheime dienst vlak voor de val van de Berlijn se Muur en de ineenstorting van de SovjetUnie. Toen ik daarmee bezig was, begon die chaotische en bescha mende aftocht uit Afghanistan. Ik ken iemand die bij Buitenlandse Zaken zit en die mij dingen kon vertellen die mij triggerden. De bemoeienis van het Nederlandse defensieapparaat in Afghanistan is toch een van de grote re acties waar ons land bij betrokken is geweest. Voor het derde deel wil ik terug in de tijd, wanneer John Antink nog een jonge spion is. Ik wil daar voor eigenlijk graag naar Libanon want daar zijn onder de vlag van UNIFIL heel heftige dingen gebeurd.”
2. Wat zijn je schrijfrituelen?
“Als ik eenmaal een idee heb, ga ik onderzoek doen en ondertussen schrijf ik allemaal losse stukjes. Een scène, een dialoog, een beschrijving van een bepaalde locatie. Die noteer ik allemaal in schriftjes. Ik weet dat ik klaar ben om te schrijven als ik de sfeer van het boek te pakken heb. Ik moet een helder beeld hebben van de mensen, hoe ze met elkaar praten en waar ze elkaar tegenkomen. Dat is voor mij heel belangrijk. Het verhaal vormt zich eerst in mijn hoofd, daarna pak ik de schriftjes erbij en begint het selecteren. Onderzoek en schrijven gaan bij mij altijd hand in hand omdat ik met al die losse stukjes werk.
Ik vind het heerlijk om te gaan zitten en te beginnen met schrijven. Dat gaat niet altijd even vlot. De ene keer schiet ik erdoorheen, een andere keer ben ik enorm aan het pielen. Meestal schrijf ik de eerste dertig, veertig bladzijden wel drie tot vier keer over. Op zoek naar de juiste toon. Als ik die eenmaal heb, gaat het tem po omhoog. Ik ben geen schrijver die zijn boeken van hoofdstuk tot hoofd stuk heeft uitgedacht. Dat past niet bij me. Het einde moet niet alleen voor de lezer maar ook voor mij een verras sing zijn. Het is leuker als ik zelf nog niet precies weet hoe het afloopt en dat voor een deel al schrijvende ontdek. Ik vrees dat ik anders voor de oplettende lezer te veel laat door schemeren. Ik laat ook nooit iets tussendoor lezen. Ook niet aan mijn uitgever. Hij vraagt me er altijd naar en ik ben nog nooit gezwicht. Mijn vrouw is mijn eerste lezer – en ook pas als het helemaal af is. Tenzij ik ergens helemaal klem zit. Maar dat gebeurt niet zo vaak.”
3. Je vrouw schrijft ook, wordt er thuis nog ergens anders over gepraat?
“Anneloes en ik praten nooit over het boek waarmee we bezig zijn. Dat vinden we storend, we raken er alleen maar van in de war. Ik wil echt in mijn eigen wereld zitten en Anneloes ook. We zijn indertijd ongeveer op hetzelfde moment begonnen met het schrijven van boeken en zijn allebei sterk van mening dat als we eenmaal gaan zitten, we niet afgeleid willen worden door andermans ideeën of gedachten. Tussendoor hebben we het over van alles en nog wat maar dus nooit over ons boek. Als een van ons er wel over begint, weet de ander dat het niet lekker loopt. Wij zijn gewend om vrijwel dagelijks met elkaar in een huis te zitten. In de ruim veertig jaar dat wij samen zijn ben ik zo’n vier jaar overdag de deur uitgegaan naar kantoor. Anneloes heeft in die tijd zo’n twee jaar buitenshuis gewerkt. De rest van ons huwelijk zijn we altijd samen thuis geweest. We hebben ook samen een boek geschreven maar daarna hebben we nooit meer een goed gezamenlijk onderwerp gevon den. Het lijkt ons ook leuk om samen nog eens een thriller te schrijven, dat is er nog niet van gekomen.”
Meer lezen?
Dit interview gaat verder in Zin 7. Nu in de winkel. Of bestel ‘em hier online.
De beste artikelen in je mailbox? Meld je aan voor de nieuwsbrief.