BELEEF DE TIJD VAN JE LEVEN
Laura van der Haar over de Kuil

Laura van der Haar over de Kuil

‘Ik ben gefascineerd door kantelpunten in een leven’

Vroeger kon ze het meer dan nu. Vrij obsessief zijn, zichzelf een beetje verliezen. Tegenwoordig is dat anders. Maar gelukkig heeft Laura van der Haar (1982) het soms nog in haar schrijven. Haar fonkelende nieuwe roman De kuil gaat over obsessies: twee mensen, allebei in hun eigen vernauwde kokertje, in hetzelfde bos.

In De kuil speelt de natuur een grote rol. Wat heb jij met natuur, en in het bijzonder met bossen?

“Héél erg veel. Het voelt soms bijna als een levenslijn: als ik mezelf niet minstens wekelijks of in het ergste geval tweewekelijks aan het bos-infuus leg, merk ik dat mijn onrust groeit, dat ik gejaagder word, dat mijn gedachten loopjes met me blijven nemen. In mijn ervaring is een half uurtje wandelen in het bos meestal al voldoende om weer rustig te worden, om me optimistisch en krachtig te voelen. En een half uurtje bos wordt natuurlijk altijd uren bos en dan krijgt wandelen een meditatieve cadans waar maar weinig aan kan tippen. Ik zweer bij de drie heilige B’s: buiten, bewegen en bomen.”

Student Kasja heeft een tussenjaar, woont samen met Lennart en werkt in een pannenkoekenrestaurant in het bos. Daar ontmoet ze Charles. Wat doet Charles met haar?

“Charles, een nogal proleterig type, schaakt haar zogezegd. Hij ziet haar, wil haar en neemt haar plompverloren. Ze heeft er zelf amper iets tegenin te brengen, het overkomt haar eigenlijk, niet geheel toevallig op het moment dat Lennart nogal afwezig is in hun gedeelde leven. Lennart zwerft door het bos en heeft weinig aandacht voor de zaken thuis terwijl Kasja met haar minnaar een lichamelijke revolutie beleeft in datzelfde bos. Charles rukt haar los uit haar enigszins gezapige leventje en raakt iets in haar aan wat ze nog niet van zichzelf kende, zet iets in gang. En daar gaat ze.”

Lennarts zusje is uit een boom gevallen en ligt in coma. Hij denkt niet aan zelfmoord of een ongeluk en gaat op onderzoek uit in het bos. Wat denkt hij te kunnen vinden?

“Lennart krijgt steeds meer het gevoel dat het geen sprong of val was, maar dat het bos er iets mee te maken heeft – en dan echt in actieve zin. Tijdens zijn omzwervingen en wandelingen ontdekt hij steeds meer opmerkelijke zaken die hij maar moeilijk anders kan verklaren dan dat het bos een geheel eigen agenda heeft, dat het opereert als entiteit, dat het zich bewust is van wat er allemaal op haar grondgebied gebeurt, en dat het misschien een keer genoeg heeft van alles.”

Zoals Lennart geobsedeerd is door het gebeuren met zijn zusje, zo is Kasja geobsedeerd door Charles. Wat doen obsessies met mensen? Wat wil je de lezer laten zien?

“De tunnel waar je in kunt verdwijnen. Ik denk dat een obsessie je in elk geval gedeeltelijk afsluit voor de buitenwereld, het is een soort vernauwde koker waardoor je naar de werkelijkheid kijkt, een koker gericht op dat ene. Dat ene kan alles zijn: een zoektocht, een persoon, een wens waar je je blind op staart, een sportprestatie, totaal banale zaken of juist iets etherisch als kunst. Ik wil de lezer niet zozeer iets laten zien, maar ik vind het gegeven van obsessies superinteressant en ook heel bruikbaar in proza. Ik denk dat iedereen er op een bepaalde manier wel mee bekend is, en het is een prettig afgebakende manier om mee te schrijven. Twee mensen, allebei in hun eigen vernauwde kokertje, in datzelfde bos. Lekkere ingrediënten voor een verhaal, al zeg ik het zelf.”

Heb je zelf ook obsessies?

“Vroeger meer dan nu. Vroeger kon ik vrij obsessief zijn en mezelf zo nu en dan een beetje verliezen. Ik denk dat bijna al mijn obsessies voortkwamen uit levenslust, uit een soort gretigheid, dat ik soms aan niets anders kon denken dan die Mars, dat uurtje met mijn vriendin, die ene jongen. Toen ik jonger was waren het vooral banale dingen, dan moest en zou ik een Gameboy of een ratje als huisdier of Jeroen zien. Tegenwoordig kan ik mijn driften veel afstandelijker bekijken en ben ik niet meer zo snel geobsedeerd. Jammer eigenlijk, soms heb ik er bijna een beetje heimwee naar, want dat monomane is ergens ook wel lekker. Ik heb het heel soms nog in mijn schrijven, als ik eenmaal weet waar het heen gaat, kan ik moeilijk stoppen voor het af is, en dan staat alles tijdelijk in het teken daarvan. In dat soort gevallen is het heerlijk om geleefd te worden.”

Je zegt dat een belangrijk motief in De kuil is dat alles elk moment kan omslaan. Spreek je uit ervaring?

“Ja, ik ben wel een beetje gefascineerd door dat soort kantelpunten in een leven. We, wij, mensen, leven vaak alsof het vanzelfsprekend is dat alles straks of morgen nog precies zo is, of in elk geval in het verlengde van nu. Maar er kan elk moment een wissel op je leven worden getrokken. Een telefoontje waarin iemand je een verschrikkelijke boodschap brengt – die momenten staan tot het einde der tijden in je systeem gegroefd. Ik lees nu toevallig Faith, hope and carnagevan Nick Cave en Sean O’Hagan en daarin vertelt Nick over de dood van zijn zoon. En over het moment vlak voor het bericht binnenkwam: hij kwam thuis en zag zijn vrouw Susie aan de keukentafel zitten, luisterend naar de radio, er was niets aan de hand. Toen kwam het bericht dat hun zoon was verongelukt.

Dat beeld, van zijn vrouw vredig aan de keukentafel, is voor hem de laatste herinnering aan het leven dat ze hadden, en hij diept die ruimte ook uit in zijn muziek. Ik vind dat zoiets moois en ik snap het ook heel goed: soms weet je nog precies hoe de ruimte eruitzag vlak vóór je dat bericht kreeg, alsof de hele wereld even op pauze is gedrukt en je er zelf met een camera doorheen mag zweven. Zo scheen de zon naar binnen, zo klonk de grasmaaier buiten, zo trilde dit blaadje van de plant op de wind, daar lag nog een lepeltje, daar een verfrommelde theedoek op tafel.”

Hoe is het verhaal van de roman tot je gekomen? Hoe laat jij je voor een verhaal inspireren?

“Ja, dat verschilt per verhaal. Soms flitst een idee naar binnen en krijg ik het bijna kant en klaar in mijn schoot geworpen. Soms groeit het uit een beeld of uit één zin, een gedachte-experiment (wat als…). In het geval van De kuil begon het eigenlijk bij het decor. Ik wist meteen dat ik het verhaal in een Nederlands bos wilde laten spelen, een bos met twee gezichten als het ware, een pittoresk pannenkoekenbosgezicht en tegelijk een broeierig onheilspellend bos. Welk verhaal, dat kwam pas later. Eerst was er dat bos, daaruit volgde de rest. In de loop van het verhaal groeide het bos zelfs uit van decor naar personage.”

Je bent van oorsprong archeoloog. Komt dat op een bepaalde manier van pas in je werk als schrijver?

“Absoluut, ik zie ook overeenkomsten tussen de twee vakken. In de archeologie richt je je voornamelijk op de concrete overblijfselen van mensen uit het verleden, vondstmateriaal waar je door de context het verhaal bij moet reconstrueren. Graven naar het verhaal van de mens. Zo zie ik schrijven ook een beetje: graven naar verhalen, de overtollige bovenlaag eraf scheppen, dieper gaan, voorzichtig de omgeving in je opnemen, de context goed laten doordringen en dan heel behoedzaam de vondsten afstoffen en proberen te interpreteren wat het allemaal betekent, het verhaal máken.

Losse vondsten, zoals een zilveren fibula of aardewerken pot, zijn misschien mooi om naar te kijken, maar ze betekenen pas iets zodra je het verhaal erachter weet: aan wiens mantel die zilveren speld hing, aan wiens lippen die pot, wie die mensen waren. Zo is dat in een verhaal ook: een personage blijft van bordkarton tot je zijn of haar verschillende lagen blootlegt en erachter komt wie hij of zij is, wat hem of haar drijft.”

Als een boek af is, hoe kijk je dan terug? Is De kuil geworden zoals je het voor je zag?

“Het is totaal anders geworden dan ik voor me zag maar precíes wat het moest zijn. Dat vind ik ook de allerfijnste manier van schrijven: zonder mezelf bij voorbaat al vast te leggen. Er is een richting, die stuwt voort en biedt structuur, maar ik geef mezelf altijd de vrijheid om daar volledig van af te wijken als dat nodig is.”

Leesfragment

Win met Zin

Wij mogen 3 boeken weggeven van Laura? Kans maken? Deel je gegevens in onderstaand winformulier en wie weet. Meedoen kan t/m 28 juni.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Over het boek

Kasja en Lennart zijn al zo lang samen dat hun relatie een gewoonte is geworden, en sinds het ongeluk van zijn zusje kan Lennart ook niet meer dan dat opbrengen. Zijn zusje is van grote hoogte uit een boom gevallen en ligt in coma. Een zelfmoordpoging, zo lijkt het, maar Lennart is ervan overtuigd dat zij iets op het spoor was, iets onheilspellends in de bodem van het bos. Terwijl Lennart door de bossen dwaalt op zoek naar aanwijzingen, verliest Kasja zich in een affaire met een man die in niets op Lennart lijkt. De twee spreken wanneer het maar kan af in een verlaten vakantiepark dat zal worden omgebouwd tot luxeresort, maar vooralsnog wordt overwoekerd door de omringende natuur.

Met De kuil schreef Laura van der Haar een sprankelende roman over obsessies, onderstromen en de natuur die wraak neemt. Haar taal fonkelt en bruist en met groot vertelplezier zet ze niet alleen haar personages neer, maar ook de natuur in al haar toonaarden.

(De kuil, De Bezige Bij, € 23,99)

Over de schrijver

Laura van der Haar (1982) is schrijver van onder meer de romans Het wolfgetal (2018) en Een week of vier (2020, longlist Libris Literatuur Prijs), de vrolijke essaybundel Loslopen (2019) en het historische non-fictieboek Rooswijk 1740 (2021). Ze debuteerde met de dichtbundel Bodemdrang (2014) nadat ze het Nederlands Kampioenschap Poetry Slam won. Laura heeft een achtergrond als archeoloog, maakte de podcast Het Volkskrantgeluid en schreef satirische stukken voor De Speld. In 2019 deed ze mee aan het televisieprogramma De Slimste Mens.

De beste artikelen in je mailbox? Meld je aan voor de nieuwsbrief