Borstkanker
In 3 stadia
Petra, Marleen en Lisette hebben borstkanker. Hoe is het om die diagnose te krijgen? Wat helpt je ermee om te gaan en wat juist niet? En: wat als de kanker terugkeert of niet meer te genezen is?
Petra van den Donker (1972) is getrouwd en heeft twee dochters (23 en 26 jaar) uit een eerdere relatie. Ze is communicatieadviseur bij een farmaceutische groothandel. In juli werd borstkanker bij haar geconstateerd.
“Ik had een vaag voorgevoel rond mijn 50ste verjaardag. Ik voelde geen knobbel, maar er zat iets niet lekker. Het tintelde, schuurde… Ik had meteen naar de huisarts moeten gaan, maar ik wilde geen zeur lijken. Ik liet mijn man ook een paar keer meekijken. Hij voelde niks geks. Je denkt: ik word ouder, het vervormt allemaal wat, daar zal het wel aan liggen. Dus besloot ik de uitnodiging voor het bevolkingsonderzoek af te wachten. De oproep kwam dit voorjaar. Omdat ik op 23 juni ging trouwen, stelde ik het uit. Het werd 12 juli. Na het onderzoek word je door de huisarts gebeld als er iets is, zeiden ze daar. En toen ging de telefoon. Ik wist genoeg. Twee dagen later meldde ik me op de mamma poli voor onderzoeken. Ik bleek ook een ver dikking in mijn oksel te hebben. Ik moest een week wachten op de uitslagen en het behandel plan. Dat was het allerergste, het wachten.
Ik bleek inderdaad kanker te hebben: er zaten kwaadaardige cellen in mijn borst. De verdik king in mijn oksel was gelukkig onschuldig. Ik ben intussen zo vaak in het ziekenhuis geweest; je hebt er een halve baan bij, het is heel intens. Maar je laat je meedrijven, je probeert alleen maar vooruit te kijken naar de eerst volgende afspraak. In het ziekenhuis is iedereen superlief voor je, fijn. Maar het maakt ook dat je je steeds meer realiseert: ik ben hier niet voor een ingegroeide teennagel. De voorbereiding is gedaan, ik wacht nu op de operatie. Ik voel me niet ziek, dat is wel gek. Ik ben gewoon aan het werk. Ik hoor regelmatig: om te merken dat ze aan me denken.
Ik heb de hormoongevoelige variant, die beslaat 7580 procent van alle gevallen. Deze vorm is goed te behandelen. Het kan wel betekenen dat ik nog lang aan de antihormonale therapie moet. Een paar maanden geleden wist ik er weinig van, nu heel veel. Ik heb alle verslagen in mijn medische dossier gelezen – Google is ideaal voor de vertaling. Ik heb verder ook alle informatie die er is opgezogen, ik houd graag controle en het is goed om je te informeren. Vroeger werd álles toegepast om iemand beter te maken. Tegenwoordig kunnen ze vrij nauw keurig berekenen hoe zinvol een behandeling is. Er is steeds meer bekend over de neveneffecten, ook op langere termijn. Ik wilde daarom geen voorbehandeling met chemo. Het was ook niet per se nodig.
Ik denk dat ik een grote kans maak om er goed uit te komen. Ik heb in ieder geval goede hoop. Mijn moeder had eierstokkanker, ze is vorig jaar overleden. Zij vond het lastig om zich te verzoe nen met haar lot, dat vond ik erg. Ik had het haar anders gegund. Ze is acht jaar lang ziek geweest en zei geregeld: waarom ik? Toen ik mijn diag nose aan mensen vertelde, zeiden ze: je vertelt het allemaal zo sterk. Nou, tot ze vragen: hoe reageren je kinderen, dan breek ik. Maar ik heb alleen maar gedacht: waarom ik niet? We weten dat één op de zeven vrouwen ooit borstkanker krijgt. Ik straf mezelf niet met gedachten als: ik heb niet gezond genoeg geleefd. Ik heb gewoon het verkeerde lootje getrokken.”
Petra houdt een blog bij: Petravandendonker. wixsite.com/petramaaktpraatjes
Lisette Geelen (1972) is getrouwd, heeft drie poezen en een paard. Ze was allround medewerker in een biologische supermarkt. In april bleek haar borstkanker terug te zijn.
“De eerste diagnose kreeg ik in augustus 2021. Ik voelde een knobbeltje en had pijn. Ik bleek de triple-negatieve variant te hebben. Het stoutste jongetje van de klas, zei de oncoloog. Maar ook: als je er op tijd bij bent, is het goed te behandelen. Er volgden vijf maanden chemotherapie en een operatie. Ik wandelde in het bos en zat net even op een boomstam toen de telefoon ging: de uitslag. Als ik nu langs die plek loop, moet ik er altijd aan denken: ‘Gefeliciteerd, alles is schoon.’ Ik was heel blij, zeker, maar dat woord ‘gefeliciteerd’ dreunde nog lang na. Want er moest nog zoveel gebeuren.
Ik had een huidinfectie gekregen en door het weghalen van een klier ontstond het gevoel van een strak koord in mijn arm, heel pijnlijk. Dat moest verbeteren voor ik bestraald kon worden. En dan hoor je op een dag dat dit het was, tot de volgende controle. Je valt in een groot zwart gat. De kanker is bestreden, maar je bent eigenlijk op je slechtst, fysiek en mentaal. Het herstel kost tijd. Ik moest enorm wennen aan prikkels, overgevoeligheid is een bijwerking van de chemo. In januari dit jaar lukte het weer om te langlaufen op wintersport. Dat was heerlijk. In maart kreeg ik een trekkend gevoel in mijn oksel. In april voelde ik ook een knobbeltje. De kanker bleek weer terug te zijn. ….
Marleen Bosch Stammeshaus-Janssen (1965) is getrouwd en heeft twee dochters (27 en 29 jaar). Ze was projectmanager en verloskundige. Marleen wordt palliatief behandeld, dat betekent dat ze niet meer beter wordt.
“In 2005 kreeg ik de diagnose, vijf jaar later werd ik beter verklaard. Anderhalf jaar geleden kwam de borstkanker terug. Het zat overal. De oncoloog zei: ‘We gaan er alles aan doen, maar je gaat hieraan dood. En we weten niet wanneer.’ Ik kreeg een foldertje mee. Binnen een kwartier stond ik weer op straat.
Horen dat je niet meer beter wordt, is een traumatische ervaring. Ik voelde me strijdbaar, maar die klap is enorm en er is niemand die je daarin begeleidt. Pas na tien maanden begreep ik dat ieder ziekenhuis een palliatief team heeft, met een psycholoog, een maatschappelijk wer ker, een geestelijk verzorger. Daar kreeg ik voor het eerst het gevoel dat ik ergens terecht kon met mijn zorgen en mijn vragen. Ik wilde aanvanke lijk niks met lotgenoten, maar na een jaar ben ik daar toch terechtgekomen. Dat hielp enorm, want we hadden iets gemeen: het gevoel van eenzaamheid. Dat zit ’m niet in een gebrek aan steun of belangstelling. Het zit ’m in: ik en die boodschap, wat moeten we met elkaar.
Ik ben in het begin heel bang geweest voor het sterven zelf. Het is het onderwerp dat je omge ving liefst ontwijkt. Maar zelf moet je het er júist over hebben: hoe gaat dat, sterven. Die angst moet je onder ogen zien. Alleen liever niet in je eentje. Ik heb na een tip van een kennis infor matie opgevraagd bij het Landelijk Expertise centrum Sterven. Me erin verdiepen heeft me zó geholpen. Ik moest dat eerst doorleven, ver trouwen krijgen in de dood, vóór ik aan andere…
Verder Lezen?
Lees het vervolg van Marleens’ en Lisettes verhaal in Zin 12. Nu in de winkel. Of bestel ‘em hier online.
De beste artikelen in je mailbox? Meld je aan voor de nieuwsbrief
TEKST: MANON WIGNY | BEELD: HANS DE KORT