Schrijver Judith Visser:
‘Familie is voor een wolf, net als voor een mens, heel erg belangrijk’
Ze heeft haar hele leven al twee fascinaties: wolven en de Tweede Wereldoorlog. In Het meisje met de halve ster, de nieuwe roman van Judith Visser (1978), komen die twee dan eindelijk samen. ‘Ik vond dat ik mijn oorlogsroman alleen mocht schrijven als ik echt iets origineels zou toevoegen.’
Met Het meisje met de halve ster schreef je een oorlogsroman. Hoe is het verhaal tot je gekomen?
“Ik liep al meer dan twintig jaar rond met het plan om ‘ooit’ een roman te schrijven die zich afspeelt tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar ik was me er ook van bewust dat er al ontelbaar veel boeken over die periode geschreven zijn. Dus ik vond dat ik mijn roman alleen maar mocht schrijven als ik echt iets origineels zou toevoegen aan die kilometerslange rij.
Bovendien wilde ik als schrijver ‘klaar’ zijn voor zoiets groots, want de oorlog is niet iets om als achtergrond voor een of ander dun verhaaltje te gebruiken. Ik wilde het goed doen. Een jaar of acht geleden hoorde ik over het bombardement op de Rotterdamse Diergaarde, en over de dieren die toen zijn ontsnapt. Toen ik me afvroeg hoe dat voor die dieren geweest moest zijn… en me verbeeldde dat een van hen een jonge wolf was… wist ik dat ik mijn verhaal had. Toen ben ik begonnen met schrijven.”
Hoe heb je je in die periode en in een hoofdpersoon in oorlogstijd weten in te leven?
“Ik heb veel research gedaan, ik las een stuk of tachtig boeken over die tijd, keek documentaires en sprak met mensen die de oorlog zelf hebben meegemaakt. Ook keerde ik in gedachten terug naar de vele gesprekken die ik had met mijn opa en oma, die 20 waren toen de oorlog uitbrak en het bombardement van zeer dichtbij hebben meegemaakt. Een van de kleine details die je als schrijver kunt gebruiken om de jaren 40 tot leven te wekken is bijvoorbeeld de vanzelfsprekendheid dat mannen allemaal een hoed droegen. Dat kunnen we ons nu niet meer voorstellen maar toen was dat heel normaal. Net zoals dat je een melkboer had. Door dat soort kleine dingen komen een tijd en een decor in een verhaal echt tot leven.”
Hoe heb je feiten en fictie met elkaar weten te verweven? Waar houden de feiten op en waar begint de fictie?
“De feiten vormen het ‘frame’ van het verhaal, dus de tijd waarin het zich afspeelt en wat er toen allemaal gebeurde. Denk daarbij aan het bombardement en daarna de invoering van alle anti-Joodse maatregelen. Wat zich vervolgens binnen dat frame afspeelt, dus het gezin Davidson waar het in dit verhaal om gaat, en de belevenissen van de jonge wolf, is fictie. Maar het decor is dan wel weer echt, dus straten, kroegen, zelfs onderduikadressen. Die hebben allemaal echt bestaan zoals ik ze beschrijf.”
Kun je iets zeggen over de titel, wat bedoel je met een ‘halve ster’?
“De titel heeft meerdere betekenissen. Debra is volgens de Duitse rassenwetten ‘half-Joods’, omdat zij twee Joodse grootouders heeft. Wanneer de maatregel wordt ingevoerd dat Joden – en mensen die ‘gedeeltelijk van Joods bloed zijn’ – een ster moeten gaan dragen, merkt zij cynisch op: ‘En moet ik dan met een halve ster gaan lopen?’
Maar ‘halve ster’ slaat ook op de naam die zij aan de wolf geeft wanneer ze hem ontmoet. Hij heeft op zijn kop namelijk een figuurtje in de vorm van een halve ster. Voor hem klinkt de naam Halve Ster hetzelfde als de naam die hij eerder kreeg: Chaver (spreek uit als ‘ha-ver’, red.), en dat helpt hem om haar te leren vertrouwen.”
Debra overleeft het bombardement op Rotterdam, en treft in haar vlucht de genoemde jonge wolf uit diergaarde Blijdorp. Wat vinden de twee bij elkaar, hoe geven ze hun samenzijn vorm?
“Ze treffen elkaar pas in deel twee van het boek, wanneer Debra zich schuilhoudt in de duinbossen van Rockanje. Ook Chaver houdt zich daar schuil. Allebei missen ze hun familie, en bij elkaar vinden ze die liefde, warmte en genegenheid terug. Familie is voor een wolf, net als voor een mens, heel erg belangrijk. Debra en Chaver houden elkaar overeind in een zware, eenzame en gevaarlijke tijd.”
Vriendschap impliceert gelijkwaardigheid. Denk je dat echte vriendschap tussen mens en dier mogelijk is?
“Ik denk dat je in het geval van een hond bijvoorbeeld meer een ouder-kindrelatie hebt. Daar bedoel ik niet mee dat ik het verschil niet weet tussen een kind of een hond, maar wel dat het veel gelijkenissen heeft. Als je een hond bijvoorbeeld vanaf pup in huis hebt, dan heb je hem opgevoed, grootgebracht, je zorgt ervoor, je leert hoe hij zich in deze drukke wereld hoort te gedragen, je stuurt en begeleidt hem en je bouwt samen een band op. Je leert samen, je knuffelt, je bent familie.
Als ik naar mijn eigen honden kijk, dan denk ik dat zij ‘vriendschap’ vooral ervaren met andere honden, bijvoorbeeld hun speelmaatjes uit de buurt, en dat ze met mij meer een soort familieband hebben. We leven samen in één huis, we slapen samen in één bed, we zijn altijd bij elkaar en de liefde is onvoorwaardelijk. Bovendien ben ik verantwoordelijk voor hun welzijn en dat heb je met vrienden niet. Dus ‘familie’ is een betere omschrijving.
In het geval van Debra en Chaver is dat ook zo, alleen kozen wij voor de ondertitel ‘een onverwachte vriendschap in een onmenselijke tijd’ omdat dat beter past. Tijdens het lezen ontdekt de lezer dan vanzelf dat hun band eigenlijk nog veel dieper gaat dan alleen maar vriendschap.”
Overleven is een natuurlijke drang van elk levend wezen. Waartoe zijn mens en dier in dat opzicht in staat?
“Ze beleven het elk op een totaal andere manier. Een dier zal altijd geneigd zijn om te vluchten, vluchten, vluchten. Vooral een wild dier. Zij kunnen op zo’n moment niet nadenken, alles komt voort uit een overweldigend vluchtinstinct. Een mens kan nadenken, een mens beseft wat er gebeurt, een mens kan een plan trekken. Een mens kan zelfs een wraakplan bedenken of iets anders om met ‘de vijand’ af te rekenen. Bij een dier draait het echt alleen om vluchten en veiligheid zoeken. Dus ik denk dat een mens tot meer in staat is, alleen al door het feit dat hij zich meer bewust is van alles. Een mens kan ook moorden.
Een dier zal willen vluchten, maar als die mogelijkheid hem ontnomen wordt, zal hij overgaan tot zelfverdediging. En dan is ook een dier tot alles in staat.”
Je schrijft verrassend toegankelijk en beschrijft veel. Maar er zijn weinig dialogen. Is daar een reden voor?
“Pas nu jij dit zegt besef ik dat je gelijk hebt. Er zijn inderdaad weinig dialogen. Ik denk dat dit komt omdat ik vaak de binnenwereld van een personage interessanter vind dan wat er wordt gezegd. Van nature ben ik iemand die vooral bezig is met observeren, niet met praten. Er is een gezegde: we hebben twee oren maar slechts één mond – en dat heeft een reden. Dus ik denk dat er daarom weinig in het boek wordt gepraat. Maar het is wel iets waar ik door deze opmerking bij het schrijven van een volgend boek bewust op ga letten. Misschien kan ik mezelf uitdagen tot het schrijven van meer dialogen. Maar alleen als het relevant is en meerwaarde heeft voor het verhaal. Ik heb een hekel aan geklets.”
Je brak door met Zondagskind en Zondagsleven, romans over autisme, die dicht bij jou zelf staan. Dit boek is heel anders. Wat is je qua schrijfproces beter bevallen?
“Zondagskind en Zondagsleven betekenen vooral veel voor anderen, terwijl Het meisje met de halve ster vooral heel veel voor mijzelf betekent. Dus ik denk dat ik het schrijfproces van dit boek fijner vond, omdat ik eindelijk deed wat ik al zolang wilde doen: deze roman maken. Er zaten flink wat meer haken en ogen aan dan wanneer je over je eigen leven schrijft, onder meer door alle research en omdat ik het historisch kloppend wilde hebben. Maar toch beviel het me heel goed. Ik voelde me verbonden met het verhaal.”
Enig idee wat het volgende boek wordt dat je gaat schrijven?
“Ja! Ik was in eerste instantie van plan om de rest van dit jaar even rustig aan te doen, ook om bij te komen van de boektour rondom Het meisje met de halve ster, en dan pas in januari weer te beginnen met schrijven. Maar ik heb een nieuw idee en ontzettend veel zin om daarmee aan de slag te gaan. Ik kan nog niet verklappen waar het over gaat, maar er doet een – voor mijn lezers – oude bekende in mee en haar initialen zijn JV… Blijkbaar is tóch nog niet alles al gezegd!”
Over het boek
Het is mei 1940 en Rotterdam staat in brand. De half-Joodse Debra overleeft het verwoestende bombardement maar ontdekt al snel dat het gevaar voor haar en haar familie alleen maar toeneemt. Wanneer anti-Joodse maatregelen elkaar in rap tempo opvolgen en dierbaren beginnen te verdwijnen, ziet ze nog maar één uitweg…
Niet ver bij Debra vandaan wordt ook de Rotterdamse Diergaarde getroffen door bommen. Te midden van alle chaos en ravage slaan verschillende dieren op de vlucht. Zo ook een jonge wolf. Wat volgt zijn twee opgejaagde zielen die elkaar vinden in het diepst van hun wanhoop. Kunnen zij samen overeind blijven? Een betoverende roman over onvoorwaardelijke vriendschap in een van de donkerste periodes van de geschiedenis.
(Het meisje met de halve ster, HarperCollins, € 24,99)
Over de schrijver
Judith Visser (1978) schreef al meer dan tien boeken en is de laatste jaren vooral bekend door haar autobiografische romans Zondagskind en Zondagsleven, waarvan samen meer dan 85.000 exemplaren zijn verkocht. Judith woont met haar man en drie wolfhonden in Rockanje aan Zee.
Zin in?
Wij mogen 3 exemplaren van Het meisje met de halve ster weggeven. Kans maken? Deel je gegevens in onderstaand winformulier en wie weet. Meedoen kan t/m 13 december.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."