BELEEF DE TIJD VAN JE LEVEN
Schrijver Detlev van Heest:

Schrijver Detlev van Heest:

'Goede fictie wortelt altijd in de eigen ervaringen’

Hoe een cultuurpessimist werkzaam als parkeerwachter levenslust en energie haalde uit een vriendschap met schrijver J.J. Voskuil en zijn vrouw Lousje. Dat is waar het schrijver Detlev van Heest (1956) in zijn tragikomische roman Parkeren in Hilversum feitelijk om gaat. Eigenlijk is zijn boek vooral een ode aan de vriendschap.

Je laatste boek stamt uit 2011, je laatste roman Pleun zelfs uit 2010. Waarom duurde het zo lang voor je met een nieuw boek kwam?

“Je hebt liefhebbers van Hüttenkäse en jonge kaas, maar ik houd van kaas met veel smaak zoals brokkelkaas. Ik vind dat je wat afstand tot je eigen materiaal moet hebben, en dat duurt nou eenmaal een tijdje, bij mij althans. Als je mijn eerste twee romans neemt, bijvoorbeeld. Tussen sommige stukken uit De verzopen katten en de Hollander en de publicatie in 2010 ligt meer dan tien jaar. De teksten in Pleun, mijn rauwste boek, waren weliswaar wat jonger, maar ze mochten toch wel vier tot zes jaar rijpen.”

In het zojuist verschenen Parkeren in Hilversum beschrijf je de terugkomst van Heesto-san uit Japan resp. Nieuw-Zeeland en hoe hij uiteindelijk parkeerwachter wordt. Daarin blijkt hij ‘uit te blinken’. Wat maakt hem zo uitermate geschikt voor die functie?

“Ik was destijds nogal wanhopig. Ik had nooit gedacht zo’n baan te nemen, want autootjes zijn niet bepaald mijn hobby, zoals ook uit Parkeren in Hilversum blijkt, denk ik. Toen ik eindelijk dat straatwerk vond – ik leefde maanden op de pof – dacht ik ook niet dat het een baan voor het leven zou worden. Maar al vrij snel kreeg ik door dat een parkeercontroleur eigenlijk een enorme vrijheid heeft. Ik fietste dikwijls in mijn eentje door Hilversum, en kon genieten van de buitenlucht, de gesprekken met de mensen in het Gooi. Dat waren echt niet altijd onaangename gesprekken. En ja, af en toe, plak je een bekeuring op een autoruit. Het is, denk ik, vooral het besef geweest dat ik niet de hele dag naar een computerscherm hoefde te turen om de huur te kunnen betalen. Ik ontdekte ook vrij snel dat ik heel goed was in dit werk. De bekeuringen stapelden zich op! Ik dacht aanvankelijk dat ik te bang zou zijn voor dit soort werk, ik bedoel dat ik misschien geïntimideerd zou raken door proleterig gedrag en bedreigingen. Maar dat bleek wel mee te vallen. De mensen in het Gooi zijn minder erg dan gevreesd. En de bedreigingen zijn soms ronduit komisch:

“De volgende keer breek ik je benen!”

“Waarom niet nu al?” vroeg ik aan de boze automobilist.

Daar moest hij hartelijk om lachen.

Natuurlijk heeft het ook een beetje te maken met het jachtinstinct dat in elke voortreffelijke parkeercontroleur aanwezig moet zijn! Nee, het echte antwoord is veel eenvoudiger. Ik was heel veel buiten en als je heel veel buiten bent en veel kilometers fietst, kom je ook veel auto’s tegen die om een bekeuring smeken. Maar ik weet niet goed of dit een antwoord is op de vraag. Want, laten we wel wezen, ik ben misschien helemaal nooit geschikt geweest voor dit werk. Gemeten in bonnen was ik zeer geschikt.”

Waarom besluit een academicus, want dat is Heesto-san, relatief eenvoudig werk te zoeken? Geeft dat hem een zekere vervulling?

“Ik beschouw mezelf niet als academicus. Ik ben eerder een anti-intellectueel. Dat ik toevallig doctorandus in de letteren ben, zegt weinig over mij. Als historicus kun je eigenlijk niks worden in Nederland, alleen koning, minister-president, minister van defensie, voorzitter van de Kampeerraad en parkeercontroleur. Mijn moeder wist het al toen ik haar mijn studiekeuze vertelde: geschiedenis? een brodeloze kunst! Ze was er ook heilig van overtuigd dat ik vanaf mijn 18de achteruit aan het boeren was en dat ik onder een brug zou eindigen, terwijl ze toen ik wat jonger was op zijn minst op een hoogleraarschap had gerekend.

Nu naar je vraag. Het werk als parkeercontroleur is zeker niet eenvoudig. Je moet op straat je mannetje staan, en af en toe klappen incasseren, ook letterlijk. Je mag je zelfbeheersing als parkeercontroleur nooit verliezen, ook niet als er een razende idioot armwiekend en schuimbekkend op een decimeter voor je neus staat. Altijd keurig u blijven zeggen en redelijk blijven. Het is trouwens in netelige situaties fijn om te zien dat kalmte en zelfbeheersing op zulke lieden als een rooie lap werken. Vervulling? Eh, ja, dat woord zou ik ook gebruiken. Het werk heeft een productieve kant, het is altijd afgerond, en het is werk dat je niet mee naar huis hoeft te nemen. Wie kan dat nou van zijn baan zeggen? Een stratenmaker. Een bakker. Of een vormgever die de deadline heeft gehaald.”

Elke dag krijgt de hoofdpersoon als parkeerwachter een boel narigheid, met name van de bekeurden, over zich heen. Waarom schept dat hem genoegen?

“Het gaf mij geen genoegen. Maar ik heb, geloof ik, een licht masochistische kant. Je went bovendien in de loop van de jaren aan de reacties van boze burgers. Vergeet niet dat ik vijftien jaar lang auto’s heb bekeurd, de eerste zeven jaar in Hilversum, de laatste acht in Noordwijk.”

Heesto-san, jouw alter ego, is niet bepaald mild ten aanzien van zijn medemens maar over zichzelf misschien nog wel het meest negatief. Waarom?

“Ik ben wat vroeger heette een cultuurpessimist. We gaan met ons allen naar de donder, daar is weinig aan te doen. In mijn boeken lees je hoe deze cultuurpessimist toch niet de hand aan zichzelf slaat, maar zich door het leven worstelt. En als je goed leest, zie je dat hij ook heel veel plezier heeft. Ik ben kritisch naar buiten, maar mijn zelfkritiek liegt er inderdaad ook niet om. In mijn geschriften probeer ik eerlijk te zijn. En dat betekent dat je in mijn boeken stemmingswisselingen kunt ontdekken. Ik vind dit leven, ondanks alles, zeer de moeite waard, juist omdat ik de rotzooi om me heen en in mezelf scherp zie. Want ik zie tegelijkertijd ook wat verrassend goed is. In Parkeren in Hilversum kun je lezen over mijn vriendschap met Han en Lousje Voskuil, die mij in de zwaarste maanden van mijn leven – Nieuw-Zeeland! – overeind hield, en die mij – terug in Nederland – levenslust en een enorme energie gaf. Niet voor niets heeft de uitgever op het omslag gezet dat mijn boek een ode is aan de vriendschap.”

Je schrijft bijzonder geestig maar ook nietsontziend. En je moppert wat af. Waarom koos je voor die toonzetting?

“Het is geen toonzetting, maar een voor mij natuurlijke manier van schrijven. Ik ben ook zeker niet bewust humoristisch. Het zit, denk ik, in mijn Duitse familie, die alle ervaren ellende met hun galgenhumor wist en weet te overleven.”

Je boek eindigt met de laatste maanden van schrijver J.J. Voskuil met wie de hoofdpersoon bevriend raakte. Waarom beschrijf je die maanden vanuit het perspectief van Kootje, een poes?

“Een goede vraag. Naarmate Han Voskuil zieker werd, was het moeilijker om over zijn ziekte en de dingen van de dag te schrijven. Ik ging om de zaken heen schrijven om gevoelens te ontzien, om niet pathetisch worden, om de pijn te vermijden. Maar mijn poes Kootje had deze handicap niet. Kootje kon over alles schrijven wat haar bezighield, dus ook over het lijden van J.J. Voskuil, haar geliefde ‘oom Han’. En hij zag elke dag uit naar haar brieven en prentbriefkaarten.”

Kun je beschrijven hoe de vriendschap tussen jou en J.J. Voskuil begon en hoe deze voor jou was?

“Ik woonde in Japan, al vele jaren, en ik kreeg steeds meer de neiging om Nederlandse, in Nederland gewortelde boeken te lezen. Een vriend stuurde me toen Meneer Beerta, het eerste deel van Het Bureau. Als ik dat een prettig boek vond, zou hij me Bij nader inzien sturen. Ik was meteen verkocht. Ik heb toen alle boeken van J.J. Voskuil in de juiste volgorde gelezen. Ik was er zo van onder de indruk, dat ik besloot de auteur een brief te schrijven. Die stuurde ik hem via Van Oorschot, zijn uitgeverij. Uit die brief is een correspondentie voortgekomen. Toen ik een keer in Nederland was, nodigden hij en zijn vrouw me uit. Volgens J.J. Voskuil lopen penvriendschappen vrijwel altijd spaak als het platonische karakter wegvalt, maar in ons geval liep het, gelukkig, heel anders.”

Je romans zijn autobiografisch. Heb je ooit overwogen een niet-autobiografisch werk te schrijven?

“Ik heb wel eens minder autobiografisch geschreven. Hoe verder ik van de werkelijkheid raak, hoe minder het geschrevene mij bevredigt, ik bedoel, als ik die teksten teruglees. Goede fictie wortelt altijd in de eigen ervaringen.”

Toevallig van plan nu iets eerder met een volgend boek te komen?

“Ja. Maar dat duurt nog eventjes, want ik ben druk doende met de annotatie van de dagboeken van J.J. Voskuil. Dat is tijdrovend, maar zeer bevredigend werk. En in multitasken ben ik altijd heel erg slecht geweest!”

Over het boek

Na vijftien mislukte jaren als landverhuizer in Japan en Nieuw-Zeeland keert Detlev van Heest zonder zijn vrouw en met slechts een tas met schriften en vijf onderbroeken terug naar Nederland, waar hem een reeks tegenslagen wacht. Zijn zorgvuldig geboekstaafde tocht naar lager wal voert de lezer mee langs een zolderkamer in Arnhem, een opleiding telefonie in De Klomp, drie jammerlijke sollicitaties bij de parlementsfractie van de Partij voor de Dieren en een dramatisch verlopend leraarschap Duits in Purmerend. Zijn leven neemt een verbluffende wending wanneer hij aangenomen wordt als parkeercontroleur in Hilversum. Daar ontdekt hij dat hij eindelijk ergens in uitblinkt: het bekeuren van auto’s. Parkeren in Hilversum is een tragikomische schets van het Gooi en van woedende, scheldende en liegende autobezitters. Maar bovenal is het een ode aan de vriendschap en de afhankelijkheid. Als repatriant blijft Detlev van Heest uiteindelijk op de been dankzij het echtpaar Voskuil, dat zich over hem ontfermt als ware hij het verloren schaap. Het boek eindigt met de laatste maanden van het leven van J.J. Voskuil, ontroerend beschreven, niet door Van Heest zelf, maar door Kootje, zijn uit Nieuw-Zeeland nagezonden Japanse poes.

(Parkeren in Hilversum, Van Oorschot, € 25)

Over de schrijver

Detlev van Heest (1956) debuteerde in het voorjaar van 2010 met de roman De verzopen katten en de Hollander. Het boek vormt een tweeluik met de roman Pleun die in het najaar van 2010 verscheen. In het najaar van 2011 verscheen Het verdronken land. Terug naar Japan.

Zin in?

Wij mogen 3 exemplaren van Parkeren in Hilversum weggeven. Kans maken? Deel je gegevens in onderstaand winformulier en wie weet. Meedoen kan t/m 7 februari.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."