Psychiater en schrijver Erik Rozing
‘Als schrijver én als psychiater put ik uit dezelfde nieuwsgierigheid naar de menselijke geest’
Geen enkele patiënt zit erop te wachten om een rol te spelen in de roman van zijn behandelaar. Maar hij wordt vast wél graag gezien als een interessant personage over wie je een boek zou kunnen schrijven. Precies dat is wat Erik Rozing (1976) als psychiater vanuit de praktijk meeneemt als schrijver van boeiende fictie. Zojuist verscheen zijn verhalenbundel Waanbeelden.
Vormt de dagelijkse praktijk van een psychiater voer voor verhalen?
“Bij mijn werk als psychiater sta ik vooral in dienst van de ander en probeer ik te begrijpen waarom het niet goed gaat met iemand. Wat is er allemaal gebeurd in iemands leven, welke ervaringen heeft hij gehad waardoor hij is geworden wie hij nu is? Als schrijver schep ik verhalen en daarbij put ik uit diezelfde nieuwsgierigheid naar de menselijke geest. Vooral in mijn eerste boek, De psychiater en het meisje, vormden mijn ervaringen als jonge arts, die nog maar net in opleiding was tot psychiater, wel in belangrijke mate een bron van inspiratie. Uiteraard heb ik ervoor gewaakt mijn beroepsgeheim hiermee niet te doorbreken en waren de personages samengesteld uit meerdere patiënten en gaf ik ze eigenschappen waardoor ze niet meer herkenbaar waren.
Het was een bijzondere tijd toen ik in opleiding was, zeker in Oegstgeest waar ik werkte op een afdeling voor deeltijdbehandeling van patiënten met een persoonlijkheidsstoornis of psychose. Bij het jaarlijkse afdelingsuitje voor de patiënten vroeg de afdelingspsychiater onder wie ik werkte of ik mee wilde, want zij was die dag verhinderd. Aangezien ik een rijbewijs had, zat ik achter het stuur van de Mercedes Sprinter en reed zeven patiënten en twee verpleegkundigen naar pretpark Walibi. Sommige borderlinepatiënten waren best instabiel en die konden makkelijk in crisis raken en gaan automutileren of suïcidaal worden. De psychotische patiënten waren soms wel iets stabieler, maar ook chaotisch en achterdochtig. Kortom: dat was best spannend. Waar ik onder meer mee worstelde, was de vraag wie ík dan was, als ik in zo’n pretpark in de achtbaan zat naast een patiënte. Ben je dan nog steeds haar dokter? Formeel natuurlijk wel, maar ergens ook niet want op dat moment ben je niet bezig met het uitvoeren van een behandeling.
Dezelfde afdelingspsychiater nam de patiënten en mij ook een keer mee naar zee – vanuit Oegstgeest is het niet ver naar Katwijk – om daar met ze te gaan vliegeren. Het waaide best hard en sommige patiënten konden niet zo goed overweg met de grote bestuurbare vlieger die de psychiater had meegebracht. Ze gaven ook niet makkelijk op, dat sierde ze wel, maar dan werden ze soms over het strand achter die vlieger aangesleurd richting de strandhuisjes en het prikkeldraad, en dan moest ik er heel hard achteraan rennen om te voorkomen dat het misging.”
Ben je ook in staat de boel gescheiden te houden?
“Als psychiater moet je de hele tijd waken voor verstrengeling van professionele aandacht en persoonlijke gevoelens. Maar als je als je heel afstandelijk bent, werkt dat ook niet. Dat thema van afstand en nabijheid diende voor mij als inspiratie bij het schrijven van De psychiater en het meisje. Het was in zekere zin een uitwerking van mijn worsteling met de complexe verhouding tussen objectiviteit en subjectiviteit, en onderliggend de vraag hoe je een hechte behandelrelatie kunt ontwikkelen zonder dat al te hevige gevoelens vanuit de therapeut of de patiënt de behandeling ondermijnen.
Misschien zegt het iets over mijn beroepsdeformatie als schrijver dat ik mijn patiënten soms als personages zie, maar mijn ervaring is toch dat oprechte interesse en belangstelling naar onze patiënten, als waren ze personages in een roman, vaak resulteert in een sterke therapeutische verbinding met een gunstig effect op de behandeluitkomsten. En uiteraard zit geen enkele patiënt erop te wachten om een rol te spelen in de roman van zijn behandelaar, maar hij wordt waarschijnlijk wel graag gezien als een interessant personage over wie je een boek zou kunnen schrijven.”
Hoe zie jij jezelf eigenlijk vooral?
“Ik zie mezelf vooral als schrijver, daar wijd ik ook het overgrote deel van mijn tijd en energie aan. Tegelijkertijd zou ik mijn werk als psychiater niet willen missen. Het is heel dankbaar werk om mensen van ernstige psychische klachten af te kunnen helpen en daarnaast is het ook heel inspirerend. Wat mij blijft boeien, is de snelle verbetering die er kan optreden door traumabehandeling met EMDR en ook door behandeling met imaginaire rescripting. Dat laatste is een vorm van behandeling waarin patiënten zelf op een creatieve manier hun traumatische herinneringen bewerken waardoor ze minder belastend worden en minder klachten veroorzaken. Dat is ook iets waar mijn tweede boek over gaat, Het beste voor iedereen.”
Staat van ontkenning (2022) is een ‘klimaatroman’, heel anders dan je andere werk want de psychiatrie speelt hierin geen rol. Hoe was dat?
“Staat van ontkenning is een klimaatroman waarbij ik er juist naar zocht om weg te gaan bij alle mediaberichten die me vervullen met frustratie en machteloosheid. En tot een verbeelding te komen van hoe Nederland er over vijftig tot tachtig jaar uit zou kunnen zien, en hoe we daar dan in leven.
Het was fijn om met mijn derde roman buiten de paden te treden van de psychiatrie. Met als basis nog steeds de psychologie waarmee de personages zijn opgebouwd en waarmee ze zich ontwikkelen kon dit een boek worden dat zich over een veel langere periode afspeelt, met totaal andere problemen en veel meer uiteenlopende personages. De enige psychiater die nog in het boek voorkomt, is een artificieel intelligente psychiater.”
Je nieuwe boek Waanbeelden bestaat uit twaalf korte verhalen. Wat is er zo fijn aan het korte verhaal, wat aan een roman?
“Ik schrijf zowel graag korte verhalen als een roman. Elk genre heeft zijn eigen charme. Verhalen zijn in zekere zin veeleisender omdat je de lezer meteen al heel snel moet winnen voor het verhaal, een beetje zoals dat bij de pilot is van een televisieserie: die eerste aflevering moet meteen raak zijn. Bij een roman willen lezers het nog wel iets langer de kans geven om ‘erin te komen’. Bij romans is het mooi om lange lijnen uit te kunnen zetten en veel meer karakterontwikkeling te laten plaatsvinden. Ik kan me vinden in wat Haruki Murakami daarover zei: ‘I find writing novels a challenge, writing stories a joy. If writing novels is like planting a forest, then writing short stories is more like planting a garden.’”
In Waanbeelden onderzoek je ‘wie we zijn als we ons op het grensvlak begeven van realiteit en waanzin’. En, ben je daar achter gekomen? Is er sprake van een grote gemene deler of is dit voor elk persoon anders?
“In mijn beleving is dit voor elk persoon, en ook voor elk personage in mijn verhalen, steeds weer anders. Op het moment dat je je houvast kwijtraakt in de wereld om je heen, moet je vertrouwen op je innerlijke kompas. Maar ook ons eigen inschattingsvermogen is vertroebeld door al die ervaringen die ons gemaakt hebben tot wie we zijn. Dat is wat mij boeit.”
Hoe zijn de verhalen ontstaan?
“Sommige verhalen ontstaan aan de hand van een enkel beeld of een overpeinzing. Om een voorbeeld te geven, ik vroeg me op een gegeven moment af: wat als er hier ook oorlog ontstaat? Wat als ik mijn beroep als psychiater niet meer kan uitoefenen? Dat is natuurlijk veelvuldig het geval bij vluchtelingen, maar wij hoeven daar gelukkig nog niet over na te denken. Wat als ik dan financieel aan de grond kom te zitten, niemand meer op een psychiater zit te wachten en ik in plaats van patiënten behandelen dan maar allerlei klusjes moet gaan uitvoeren, zoals bijvoorbeeld ergens gaan behangen bij mensen die net uit de oorlog zijn gevlucht? Hoe verhoud ik me dan tot de maatschappij en tot mijzelf? Ik zou mezelf graag willen zien als iemand die dan ook onversaagd blijft doorgaan met zich inzetten voor een ander, zoals ik dat als psychiater nu ook doe, en zoals we dat van vluchtelingen verwachten. Maar de vraag is: ben je daar werkelijk toe in staat als de omstandigheden zo tegen je werken?”
Je schrijft kraakhelder en beeldend tegelijk. Hoe doe je dat? Wanneer ontdekte je de schrijver in je?
“Wat er vaak gebeurt, is dat ik vanuit een eerste beeld een scène opbouw in mijn hoofd, als in een film, die ik vervolgens ga beschrijven. Dit soort scènes vormen dan als het ware het geraamte van het boek die ik later verder ga aankleden, met elkaar verbinden, alsof je daarbovenop de spieren en de huid dan weer aanbrengt. Ik denk dat het om deze reden zo beeldend wordt.
Als student schreef ik ook al, maar toen waren dat gedichten. Vermoedelijk vanuit een bewondering voor onder anderen dichter en arts Slauerhoff en de Portugese dichter Pessoa. Uiteindelijk bleek deze vorm niet de meest geschikte voor mij omdat het abstracties van beelden waren en ik meer aanleg had om wat ik wilde zeggen uit te drukken in het narratief van een kort verhaal of een roman.”
Je schuwt humor en ironie niet in je schrijven. Een noodzakelijk kwaad gezien de (vaak heftige) materie waarmee je hoofdpersonen te maken hebben? Of zegt het iets over hoe jij in het leven staat?
“Ironie en zelfspot zijn voor mij manieren om met tegenslagen om te gaan. Bij mijn werk is humor van groot belang als je met heftige, bijzonder traumatische problematiek te maken hebt. In mijn verhalen en ook mijn romans is humor essentieel omdat het zorgt voor een soort balans bij de soms zware thematiek, of het nou gaat om mensen met ernstige psychiatrische stoornissen zoals in mijn eerste twee boeken of om de existentiële dreiging die uitgaat van een klimaatcatastrofe. Humor kan een verhaal lichter maken en ervoor zorgen dat een lezer bereid is om de ernst te verdragen van confronterende thema’s en zich er zelfs voor open wil stellen om die te onderzoeken. Schrijvers die ik wat dit betreft bewonder zijn onder anderen Kurt Vonnegut, Miranda July en David Sedaris.”
Al enig idee voor een volgend boek?
“Voor een volgend boek heb ik al verschillende ideeën maar het werkt het beste als ik dat nog even voor me houd. Na de bundel Waanbeelden kijk ik er wel naar uit om weer een roman te schrijven.”
Over het boek
In twaalf korte verhalen verkent Erik Rozing in de psychologische, geëngageerde en humoristische verhalenbundel Waanbeelden de onbestemde ruimte tussen waarheid en waanzin. Zijn personages belanden in de meest bizarre situaties, die hij beschrijft met zijn kenmerkende onderkoelde humor en ironie.
Een vader gaat gebukt onder het voortdurende gehuil van zijn baby en staat terecht voor de doodslag op zijn huisbaas. Door een voortwoekerende oorlog moet een psychiater aan de slag als behanger. Een man herkent in een high-end escort een oud-klasgenote en spreekt met haar af in een restaurant in een poging om zijn vroegere gepest goed te maken. Een schrijfster verwerkt de conflicten met haar naasten in haar romans en schept haar eigen realiteit. In deze en andere verhalen ontleedt Erik Rozing de reacties van ogenschijnlijk normale mensen op het wegvallen van een gedeelde werkelijkheid en onderzoekt hij wie we zijn als we ons op het grensvlak begeven van realiteit en waanzin. Een aantal verhalen uit deze bundel verscheen in literaire tijdschriften als De Revisor, Tirade en De Gids.
(Waanbeelden, Meulenhoff, € 22,99)
Over de schrijver
Erik Rozing (1976) kan het als psychiater niet laten om zijn romanpersonages in psychologische zin danig op de proef te stellen, waarbij hij niet iedereen een tragisch lot kan besparen. De psychiater en het meisje, zijn debuutroman, stond op de shortlist van de Hebban Debuutprijs en er werden ruim 15.000 exemplaren van verkocht. Daarna verschenen zijn romans Het beste voor iedereen en Staat van ontkenning.
Zin in?
Wij mogen 3 exemplaren van Waanbeelden weggeven. Kans maken? Deel je gegevens in onderstaand winformulier en wie weet. Meedoen kan t/m 21 februari.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."