BELEEF DE TIJD VAN JE LEVEN
Alleen op reis: India & Nepal

Alleen op reis: India & Nepal

Nou ja, alleen: met 16 groepsgenoten

Alleen op vakantie. Soms ‘moet’ je wel. Dat is misschien een stuk makkelijker als je je aansluit bij een groepsreis. Karen Kroonstuiver meldde zich daarom bij Djoser. Omdat ze van zichzelf vindt dat ze een gevorderde reiziger is, koos ze voor een uitdagende, maar mooie bestemming: India en Nepal.

Ik ging naar India en ik wilde geen diaree. Ik kreeg het toch. Sorry voor dit plastische begin, maar iedereen begint erover als je zegt dat je naar India gaat. Maar weinigen ontkomen aan buikklachten. Tel daarbij op dat India druk, vies, warm en chaotisch is en ik kan me voorstellen dat je denkt: waarom zou je er in dan in Gane- sha’s* naam heen willen. Houd maar op. Maar dat doe ik niet, want ik vond het tóch een aanrader. Zowel de landen als het reizen met een groep. (En die diarree bleek goed hanteerbaar.)

Die groepsreis, dat kwam zo. Vorig jaar overleed mijn man. Uiteraard bracht dat een boel emoties en vraagstukken. Bijvoorbeeld dat de ‘grote vakantie’ geen vanzelfsprekendheid meer was. Ik wilde op een gegeven moment best wel weg. Maar ik wilde niet te veel zelf regelen en ik wilde ook niet helemaal solo. Een groepsreis leek hoe langer hoe meer een goede optie. Ik bekeek diverse reizen en organisaties, en besloot dat ik iets wilde waarbij niet alles van minuut tot minuut volgepland was, daar- om koos ik voor Djoser. Ik wilde ook ergens heen waar ik nooit van ze lang zal ze leven in mijn uppie naartoe zou gaan. En ik wilde niet met een speciale singlereis mee. Singles gemengd met stellen, dat leek me prettiger.

Op schoot bij een wildvreemde man

Achteraf blijkt dat we het allemaal deden: op Schiphol al om je heen loeren. Gokken wie straks je groepsgenoten zijn. Maar wat ik op dat moment heb, hebben de meesten: straks in New Delhi is het vroeg genoeg om te ‘meeten & greeten’. Het is lekker om tijdens je vliegreis nog even in je eigen bubbeltje te zitten. Binnen vier uur na de landing in New Delhi ben ik die bubbel wel uit. Want dan zit ik zo’n beetje op schoot bij een tot dan toe wildvreemde man in een riksja. “Jij heet Kees, toch?” De kleine en tengere Indiase bestuurder op teen- slippers trapt zich een ongeluk met twee lijvige West-Europeanen aan boord. Ik ben te angstig om me daarvoor te schamen. Inwendig zit ik namelijk keihard te gillen. De riksja’s, scooters, fietsers, tuktuks en auto’s komen nog net niet van boven, maar verder van alle kanten. Mijn hersens kunnen dit niet verwerken. Ík kan dit niet verwerken. De bestuurder wel, hij manoeuvreert ons behendig door het bizar drukke verkeer.

Handig, zo’n boomlange reisgenoot “O shóót me, hè”. Het is Mel, die er even zwaar de ziekte in heeft. Weer wachten. Dat is blijk- baar ook reizen met een groep, wachten. Heeft driekwart van de groep bij de moskee de schoenen al aangetrokken en is weer klaar om te gaan, is een kwart van de groep zoek. Zijn we dan weer compleet, dan moet er iemand even naar de wc. Mel is de helft van het duo Mel en Rob. Ik ben dol op ze. Ze houden – net als ik – van opschieten en ze hebben humor. Mel stal mijn hart door op dag een te bekennen dat die rode vlekken in haar gezicht het resul- taat waren van een DIY-harsexperiment en op dag twee te doen alsof ze haar eigen man niet kende bij het rondje namen tijdens het diner.

Ze mimede quasi wanhopig achter Robs rug naar Emiel die tegenover haar zat: “Wie is
híj dan?” Rob heeft een opvallend uiterlijk. Tenminste, hier in India, want hij is 1.96 m en steekt boven alle Indiërs uit. In alle metropoolhectiek besluit ik al op dag een: bij twijfel altijd Rob volgen, dat scheelt een hoop gezoek naar de anderen. Daar komt bij dat hij een fenomenaal richtingsgevoel heeft, zo blijkt in die drie weken. Die ene keer dat ik het voortouw neem van een groepje van vijf om ons te gidsen naar een restaurant, lopen we prompt totaal verkeerd. “Gebeurt anders nooit, hoor,” piep ik. Ik word hartelijk uitgelachen.

Het is een reis, geen therapie

Het moet gezegd: na een paar dagen India gaat alles in de groep een stuk vlotter. We hoeven minder op elkaar te wachten. Iedereen zit bijvoorbeeld ook ruim op tijd in de bus. Een kenmerk van een goede reisgroep, vind ik. Aan boord: vier heterostellen en negen solis­ ten: vijf vrouwen en vier mannen. De leeftijd loopt uiteen van 50 tot 77, maar leeftijd is werkelijk geen enkel issue. En de oudste van ons is zeker niet de meest conditioneel uitge­ daagde. Ieder groepslid heeft extra bagage bij zich in de vorm van een flinke portie levens­ ervaring.

Ik ben niet de enige die haar partner verloor – aan de dood of door scheiding. Er zijn of waren problemen met kinderen, gezondheid, werk, relaties, kortom: wat veel vijftigplussers hebben (gehad). Het kan besproken worden, maar dat hoeft niet en al helemaal niet te veel. We zijn hier voor een vakantie, niet voor therapie. Daarin zitten we als groep gelukkig op dezelfde lijn. Het is oprecht leuk om nieuwe mensen te leren kennen, vind ik. Niet direct om ze alle zeventien als ‘nieuwe beste vrienden’ in te lijven, maar om te ervaren hoe anderen naar je kijken en hoe je zelf kijkt. Toch therapie? Nee, gewoon interessant.

Gezellig gillen in de tuktuk

In Jaipur staat er voor de liefhebbers (ik! leuk!) een bezoekje aan een Bollywoodfilm gepland. De film ziet er supergelikt uit en zou zo uit Hollywood kunnen komen, maar gelukkig wordt er af en toe ‘spontaan’ massaal in dansen uitgebarsten. Ook opvallend: geen seks, wel veel grof geweld. Na de pauze komt Liesbeth met een wetenswaardigheid terug van het toilet: “Sta ik daar met allemaal Indiase tiener­ meiden te wachten. Vraag ik wie er als laatste binnenkwam – zodat ik weet wanneer ik aan de beurt ben. Kijkt zo’n prachtig, bruinogig meisje me aan en zegt: ‘In India we do no turns’. En inderdáád, er ging gewoon steeds iemand en dat werkte uiteindelijk prima. Maar hoe dat bepaald werd?” Later in de week stel­ len we vast dat het in het verkeer ook zo gaat. En omdat ze in India met heel veel zijn, wordt er toch rekening met elkaar gehouden en gaat het goed. Meestal tenminste. Bevreesd om de uitzondering op de regel te zijn, zit ik op de terugweg van de bioscoop te gillen in de tuktuk. Dit keer hardop. Nu durf ik dat wel, ingeklemd tussen Ellen en Prim. Die zitten trouwens ook niet op hun gemak in het hyste­ rische verkeer. De chauffeur daarentegen vindt het prachtig. “I am Ali,” zegt ’ie. “Ali Ferrari! I’m the fastest driver.” Hoe harder we gillen, hoe harder hij lacht én rijdt.

Tekst: Karen Kroonstuiver

Verder lezen?

Benieuwd naar het vervolg van Karen’s Indiaase reis? Je leest het in Zin 3. Nu in de winkel. Of bestel ‘em hier online.

De beste artikelen in je mailbox? Meld je aan voor de nieuwsbrief