BELEEF DE TIJD VAN JE LEVEN
Oorlogsverhaal

Oorlogsverhaal

En toch zijn we vriendinnen. Al 75 jaar!

Toen schrijver Andreas Jonkers (1990) in het dorp Wenum-Wiesel ging wonen, stuitte hij op een wonderlijke geschiedenis. In het huis van een voormalige verzetsheld woont de dochter van een NSB’er. Elke dag drinkt ze koffie met een vriendin, die een Joodse vader had. Jonkers dook in het verhaal en stuitte op meer verbazingwekkende verbanden.

Elke dag gaat Agnes de Bruijn koffie- van verzet meer dan tweeduizend mensen langs drinken met Mieke de Bruijn. Om half elf, als er niets tussenkomt, zien de twee vriendinnen elkaar in het huis op landgoed De Ploeg. Dat gigantische witte huis staat in Wenum-Wiesel, naast Kroondomein Het Loo, tegen de Veluwe aan. De Ploeg kijkt uit over glooiende velden en grote eiken. Het is een plek waar je de wolven in de bossen kunt horen huilen en waar ’s avonds de dassen uit hun burchten komen. En het is een plek waar een zowel huiveringwekkende als hoopgevende geschiedenis huist. Want op zaterdag 16 oktober 1943 werd hier Louis Dobbelmann doodgeschoten – rond etenstijd, voor de voordeur van De Ploeg. Dobbelmann had onderduikers, was recalcitrant en zette ’s avonds alle lichten aan in de koeienstallen, ook al hadden de Duitsers dat verboden.

De Germaanse SS’ers hadden al twee keer eerder aangebeld, met het verhaal dat ze paarden wilden kopen van Dobbelmann. De elite-NSB’ers moesten in het geheim een moord door het Nederlandse verzet wreken. Daarom droegen ze burgerkleding, hadden ze Nederlandse nummerborden op de Sicherheitsdienst-auto’s gemonteerd en Engelse kogels in hun wapens geplaatst – die gebruikte het verzet ook.

Louis Dobbelmann, oud-tabaksfabrikant, landheer en groot liefhebber van paarden, was de eerste op hun moordlijst. Voor de ogen van zijn moeder werd hij op 32-jarige leeftijd geliquideerd. Dat bleef geen geheim, zoals de Duitsers hadden gewild. Bij zijn begrafenis stonden als stille daad de weg; bij De Ploeg hangt een plaquette die hem herdenkt. En Mieke de Bruijn (1943) woont al vijftig jaar in De Ploeg. Vriendin Agnes de Bruijn (1943) woont er om de hoek. Maar Mieke is de dochter van een NSB’er. Hoe komt zij in het huis van een verzetsheld te wonen? En waarom dragen de twee vriendinnen dezelfde achternaam?

De ene broer salonsocialist, de andere nationaalsocialist
Voor die geschiedenis zijn nog twee personen van belang. De eerste: jonkheer Willem van der Goes van Naters. Jurist bij de NSB, later chef van de zogeheten Afweerdienst, waar NSB’ers konden rapporteren over ‘maatschappelijke problemen die zij ondervonden van hun partijlidmaatschap’, waarna de dienst juridische bijstand verleende. Willems broer – dat is de tweede – was Marinus van der Goes van Naters. Hij was advocaat, maar vooral prominent lid van de Partij van de Arbeid, grondlegger van de stichting Natuur en Milieu, en stond bekend als de Rode Jonker. Gekleed in ribfluwelen broek en met hoge kousen streed hij vanuit zijn villa in Wassenaar voor de arbeiders. Marinus was salonsocialist, Willem nationaal- socialist. Marinus werd jaarlijks geïnterviewd en beschreven in een vuistdikke biografie, Willem is vrijwel onvindbaar en begraven in archieven.

Wat weten we over Willem? Hij was eigengereid, een toegewijd NSB’er, die vaak verderging dan de rest. “Het moge waar zijn dat in Duitsland de Joden vertrapt en mishandeld worden, dat zal nu en dan zeker wel met reden geschieden,” zei hij bijvoorbeeld. En in 1937 raakte hij betrokken bij een coup tegen Anton Mussert, de leider van de NSB, die hij niet fascistisch genoeg vond. Die coup mislukte, waarna Willem uit de partij werd gezet en werd aangeraden te vluchten.

Dus trok hij in 1938 met zijn gezin naar Duitsland. In de bergen van Beieren werd in 1943, als laatste van vijf kinderen, zijn dochter Mieke geboren. In een land dat in chaos verkeerde, waar iedereen op drift was en het gezin zeker tien keer moest verhuizen.

Van haar moeder weet Mieke dat haar vader door de Duitsers in Noord-Italië werd gestationeerd bij de krijgsraad, een rechtbank voor militairen. Maar wat hij daar deed, is voor iedereen een raadsel. Sowieso heeft ze weinig herinneringen aan de vijf jaar dat ze in Duitsland woonde – ze was nog jong, 2 jaar oud toen de oorlog in 1945 eindigde. Haar moeder was volgens haar ‘volledig geïndoctrineerd’. Ze geloofde tot het einde van de oorlog, aldus haar dagboek, dat ‘de Führer er wel iets op zou vinden’ – terwijl de Russen al bij de grens stonden. Miekes vader was er amper. Hij ging volledig op in de oorlog – en daarna in het grote niets. In 1944 werd zijn lichaam gevonden, in het Noord-Italiaanse plaatsje Rubiera, met een pistool in de hand. Was het een wraakactie, suïcide, een wrede samenloop van omstandig- heden? Niemand die het zeker weet, maar in Rubiera herinneren ze zich zijn naam nog. Toen de oorlog voorbij was, probeerde Miekes moeder met haar vijf kinderen naar Nederland te komen. De reis ging per trein en duurde urenlang. Mieke sliep in een bagagenet, weet ze nog. Eenmaal bij de grens met Nederland werd het gezin teruggestuurd: wat uit Duitsland kwam, dat moesten ze niet in Nederland.

Kun je opnieuw beginnen?
Waren ze als gezin de grens overgekomen, weet Mieke nu, dan zouden ze in een kamp voor landverraders zijn geplaatst. In 1946 sprong haar oom Marinus van der Goes van Naters in
de bres voor zijn schoonzus en haar kinderen. De Rode Jonker had, omdat hij deel uitmaakte van de politiek, tijdens de oorlog in drie kampen gegijzeld gezeten. Maar de kinderen van zijn broer moesten goed opgevangen worden, vond hij, en Miekes oudste twee broers moesten naar school. Ze waren tenslotte van adel. Met een Amerikaanse jeep werden de jongens opgehaald in het familieslot aan de Rijn, waar het gezin toen verbleef.

De meisjes moesten twee jaar later, in de herfst van 1948, met de trein komen. Niet toevallig kwam het gezin in Wenum-Wiesel terecht: daar had de grootmoeder van Mieke, niet ver van De Ploeg, een huis tussen de bomen.

Agnes woonde toen nog in Scheveningen, maar kwam tijdens de schoolvakanties altijd naar het landhuis van oom Lout, zoals ze hem noemde. Haar moeder had daar nog een verdieping. Mieke herinnert zich dat ze Agnes voor het eerst zag aankomen door de wei vanaf De Ploeg: stoer, met een grote bos zwarte krullen die alle kanten op stonden. Agnes heeft een andere herinnering: bij hun brievenbus zag ze een tenger meisje staan, met engelachtig blond haar, ‘een beetje schuchter’. Agnes zwaaide niet, stelde zich niet netjes voor. Nee, ze sloeg haar armen om Mieke heen, klemde haar tegen zich aan en dacht: jou laat ik niet meer los.

Agnes mocht dan wel de nicht zijn van Louis Dobbelmann, die op de fiets naar een Duitse officier schreeuwde: “Wir kriegen euch noch!”, Mieke mocht dan wel de dochter zijn van Willem van der Goes van Naters, die Anton Mussert nog wilde afzetten. En Agnes mocht een ‘halve wilde’ zijn, zoals haar moeder altijd zei, en Mieke een verlegen meisje, maar… De twee werden vriendinnen. En zijn dat nu al 75 jaar.

De vraag is: kun je opnieuw beginnen? Als dochter van een NSB’er? Als kind van de oorlog? Mieke zegt het ‘een zegen’ te vinden dat haar ouders naar Duitsland waren gevlucht. Op school in Nederland leerde ze dat zo’n beetje iedereen in het verzet had gezeten. Dan had zij ‘een landverrader’ als vader gehad. Ze merkte wel dat mensen ‘vreemd naar haar keken’. Dat ze wisten dat haar vader een NSB’er was. Dat ze ‘niet zo aardig waren’. Maar, zegt ze nuchter, wat kun je daar als kind mee? Haar jongste broer had er meer last van, denkt ze. “Ze moeten me niet,” zei hij dan. Agnes zet het wat steviger aan, verheft haar stem. “Toen de familie Van der Goes naar Nederland kwam, werden ze uitgekotst in het dorp. Terwijl wij, van de familie Dobbelmann, zogenaamd de helden waren. Als ik met Mieke bij De Ploeg speelde, zei de vrouw van de pachter die Dobbelmanns taken waarnam: ‘Wat moet je met dat moffenkind?’”……

TEKST: ANDREAS JONKERS BEELD: HESTER DOOVE

Verder lezen?

Lees het vervolg van dit bijzondere oorlogsverhaal in Zin 0405 2024. Nu in de winkel. Of bestel ‘em hier online.

De beste artikelen in je mailbox? Meld je aan voor de nieuwsbrief