Het nest is leeg
En dan zijn ze gevlogen
Het lege-nestsyndroom, was dat niet iets van zielige vrouwen die al vroeg op de dag naar de fles grijpen? Die karikatuur moet voor eens en voor altijd van tafel, vindt journalist Marije de Jong (1955). Het moment dat je kinderen uitvliegen is een ingrijpende gebeurtenis in een mensenleven. En zeker geen ziekte. Dus laten we dat woordje syndroom ook maar vergeten.
De jongens waren al een tijdje het huis uit toen we een keer samen als gezin terugreden van een familie
feestje. Buiten was het donker, binnen zaten we in onze cocon even te doen of het vroeger was. Wij voorin, de jongens ketend achterin, Paul Simon uit de speakers. Ik werd overspoeld door een grenzeloos geluksgevoel. En door melancholie. Waar was de tijd gebleven? Zo zaten ze nog veilig onder mijn vleugels en een vingerknip later waren ze uitgevlogen.
Niet lang nadat twee zonen kort na elkaar vertrokken waren – de jongste voor langere tijd naar het buitenland – zaten wij elkaar een beetje verdwaasd aan te kijken. Hoewel, laat ik eerlijk zijn, mijn man had er eigenlijk niet zo veel last van. Jarenlang had hij een flink deel van de zorg op zich genomen en hij keek tevreden terug. Voor mij lag dat anders. Als bijna fulltime werkende moeder was ik een pionier. Zes weken na de geboorte van de eerste moest ik weer aan de slag. Dit wilt u toch, zei de bedrijfsarts vermanend, toen ik zei dat ik nog een beetje wiebelig was. Voorbeelden van werkende moeders waren er amper. Op mijn werk waren kinderen geen onderwerp. Dat ze op een dag weer vertrokken, was iets om cool over te doen. Lekker toch, had je weer alle tijd voor jezelf. Maar zo voelde het helemaal niet. Het was me allemaal veel te snel gegaan. Niet dat ik me schuldig voelde dat ik was blijven werken – ik denk dat het mij en de kinderen ook veel heeft gebracht, maar ik was me graag wat eerder bewust geweest van het onomkeerbare.
Gierende heimwee
Ik heb er lang over gedaan om van dat knagende gevoel van spijt af te komen. Daarom was mijn aandacht een tijdje terug meteen gewekt door een essay over het lege nest in Volkskrant Magazine. Daarin beschrijft Esther Goedegebuure openhartig over de ‘gierende heimwee’ die ze voelt als haar oudste zoon uit huis is gegaan. Alles mist ze: de natte hand doeken in zijn kamer, dat lange jongenslijf op de bank en de tostikorsten tussen de kussens. In haar omgeving vindt ze weinig weerklank. Ze vraagt zich af of zij nou zo’n sentimentele sukkel is of dat andere vrouwen zich stiekem stoerder voordoen dan ze zich voelen. “Ik wilde het uit de taboesfeer halen,” zegt ze als ik haar spreek. “Ik wilde een soort rehabilitatie voor die gevoelens van verdriet en rouw als je kinderen het huis uit gaan. Je sluit een levensfase af en het is niet tuttig om het daarover te hebben. Het proces van nauwe intimiteit naar verwijdering is de natuurlijke gang van zaken. Je moet er eigenlijk heel blij mee zijn, maar onze inner chip is er helemaal niet op geprogrammeerd.”
Dat ze niet de enige was die het zo voelde, bleek wel na het uitkomen van dat artikel. Haar mailbox ontplofte. “Ik kreeg zo veel lieve reacties. Opvallend veel van mannen ook. Mensen zeiden: het is precies zoals ik het ook voel, maar wat ik nog nooit hardop heb gezegd. Waarom hebben we het hier eigenlijk nooit over?”
Esther Goedegebuure (1969), is moeder van zonen Valentijn en Jonathan (22 en 20 die allebei op hun 18de uit huis gingen) en van dochter Jules (17) die op punt staat om uit te vliegen. Ze was hoofdredacteur van Jan en publiceerde onlangs het boek Moeders. “Naarmate ik langer moeder was, merkte ik dat het moederschap van al mijn rollen de belangrijkste was. Maar dat wil niet zeggen dat je niks méér bent dan moeder. Ik ben ook altijd een hardwerkend iemand geweest. Ik ben én-én. Ik had wel allerlei ideeën over quality- time, vond dat ik al m’n vrije tijd met de kinderen moest zijn. Misschien onbewust wel vanuit het idee dat ik genoeg uren met ze wilde doorbrengen voordat ze zouden uitvliegen. Want dat dat ging gebeuren, heb ik wel altijd aangevoeld. De kinderen zitten vrij dicht op elkaar en ik wist: als de eerste gaat, zitten we in no time met z’n tweeën in dat grote lege huis. Dus dacht ik toen de oudste 18 werd: dit is de laatste verjaardag dat hij thuis wakker wordt, de laatste kerst dat hij hier woont. Ik was de hele zomervakantie voor de introductiedagen zwaarmoedig.
Maar al zag ik het van mijlenver aankomen: je weet pas hoe het voelt als het echt zo is. Ik miste hem zo. Als ik zijn kamer zag met dat netjes opgemaakte bed werd ik overvallen door verdriet. Toen ik me somber en onbegrepen bleef voelen, werd het tijd voor de therapeut. Zij legde uit dat het een rouwproces is waar je doorheen moet. Ze zei ook: moeder blijf je altijd, maar dat kerngezin houdt op te bestaan. Dat kwam binnen. Ik wist dat ze gelijk had. Tegelijkertijd heb ik altijd gehoopt dat we de kinderen zo opgevoed hebben dat ze onafhankelijk kunnen zijn. Dat is het dubbele, ik ben ook heel trots op ze. Binnenkort is het zover, dan vertrekt ook onze dochter. Ik ga haar heel erg missen. Maar stiekem denk ik dat ik wel een beetje gewend ben.
Ik heb inmiddels een troosthondje. Dat had ik op een nacht bedacht, dat ik mijn zorghormonen ook op zo’n gezellig beest kan botvieren. En ik weet nog zekerder dat we een hecht gezin zijn. De jongens vinden het lekker om thuis te zijn en ze willen nog steeds mee op vakantie. Daar word ik zo gelukkig van.”
Moeders. Gesprekken over moederschap is verschenen bij Lebowski Publishers
TEKST: MARIJE DE JONG | ILLUSTRATIES: ROSA SNIJDERS
Meer verhalen van (bijna) empty nesters?
Je leest het in Zin 0809. Nu in de winkel, of bestel ‘em hier online.
De beste artikelen in je mailbox? Meld je aan voor de nieuwsbrief