Schrijver P.F. Thomése:
‘Ik wil mezelf met elk boek uitwissen en opnieuw uitvinden’
Vanaf zijn bekroonde debuut was hij ineens een bekende schrijver. Best raar vond hij dat. Tegenwoordig overleeft de schrijver de openbaarheid alleen door zich voor te houden dat hij het niet zelf is. Dat P.F. Thomése (1958) een personage is. Zoveel boeken en zoveel stijlen verder, durft hij in BLACK-OUT, zijn nieuwste rollercoaster van een roman, alles door elkaar te gebruiken.
Als debuterend schrijver won je meteen in 1991 de AKO Literatuurprijs met Zuidland. Wat doet dat met een beginnend schrijver? Durf je daarna nog?
“Na de onverwachte bekroning van mijn debuut Zuidland was ik tot mijn schrik meteen een bekende schrijver. Iets wat destijds, in 1991, nog behoorlijk serieus werd genomen. Ik werd herkend bij de bakker en de slager, dat was wel raar. Ik denk trouwens dat daar mijn verlangen is ontstaan om mezelf met elk boek uit te wissen en opnieuw uit te vinden. Een soort escapistische strategie. Lekker weer Repelsteeltje zijn. Of God Zelf, want Die ontsnapt ook steeds aan Zijn benamingen. Het liefst had ik mijn boeken elke keer onder een nieuwe auteursnaam uitgebracht, maar de marketingafdelingen van mijn successievelijke uitgeverijen vonden het zo al lastig genoeg. En als ze je al bij de slager en de bakker herkennen, dan heeft verbergen geen zin meer.”
Na de AKO belandden jouw volgende romans steevast op de shortlists van de belangrijkste literaire prijzen. Wat heb je als schrijver nog te wensen op dat gebied?
“Schrijven en publiceren vereisen twee volstrekt verschillende talenten. Ik overleef de openbaarheid alleen door me voor te houden dat ik het niet zelf ben, maar dat P.F. Thomése een personage is dat ik in de wereld heb geholpen. Van literaire prijzen is bekend dat ze vooral zijn ingesteld om degenen te pesten die ze niet krijgen. En als je gepest wordt, verdient het aanbeveling je daar niets van aan te trekken.”
Je uitgever typeert je nieuwste roman BLACK-OUT als ‘een geweldige leeservaring’ en ‘Thomése op zijn best’. Wat is jouw geheim als schrijver, denk je?
“Het plan is eigenlijk dat er geen plan is. En zeker geen schema! Een lege agenda, een leeg bureau en een zee aan lege dagen. Daar begint het mee. Gedachten hebben de ruimte nodig om lekker te kunnen rondwaaien. Zodra de grenzen van je ‘ik’ zijn vervaagd, vult een blad zichzelf met woorden, is mijn ervaring. Zo niet, dan zit je jezelf in de weg. Als het goed is, hebben woorden de neiging zich zelf te vermenigvuldigen tot zinnen waar je zelf versteld van staat.
Schrijven, bij mij althans, komt voort uit een karakterologisch tekort, een gebrek aan realiteitszin. Het heeft te maken met een onvervulbaar gemis, een onredelijk verlangen ook. Ik zoek een werkelijkheid die op wonderbaarlijke wijze blijkt te doen wat ik zeg, maar dan zonder dat ik het hoef te zeggen. En op een gegeven moment begrijpt de (roman)werkelijkheid mij beter dan ik mijzelf. Hoe dat in zijn werk gaat, is ook voor mij een mysterie.”
Het decor in BLACK-OUT is het villadorp Blankendaal. Wat fascineerde jou zo aan zo’n ‘reservaat’ vol welgestelden dat je je roman zich hier laat afspelen?
“Het villadorp Blankendaal, oftewel het ‘reservaat’, was zo ongeveer het eerste wat ik had, toen ik aan BLACK-OUTbegon. Wat mij zo fascineert aan rijken en andere welgestelden, is dat zij het geluk dat hun ten deel is gevallen graag presenteren als eigen verdienste. Terwijl zij – zoals wij allen – niet meer zijn dan het product van de omstandigheden. Veranderen die – denk aan een beurskrach of een klimaatramp – dan blijft er van het zelfverdiende geluk bitter weinig over. Als dat geluk hun eigen verdienste was, is ook de rampspoed niets meer en niets minder dan hun eigen schuld. Dat leek me interessant om te onderzoeken. Hoe reageren zulke sociaal uitverkorenen, die alles in de hand menen te hebben en alles denken te kunnen organiseren, op het grootste verlies en het diepste verdriet dat een mens kan treffen?”
Dan maakt Grace haar opwachting, het begin van een reeks gebeurtenissen. Waar staat zij symbool voor? In hoeverre past zij bij Blankendaal?
“Grace d’r ex heeft zich met zijn nieuwe vrouw, een succesvol ex-topmodel, in Blankendaal gevestigd. Maar Grace kent er de weg niet. Al die kronkelende laantjes en duinweggetjes vormen voor haar een labyrint waarin ze verdwaalt. Ze woont in Amsterdam op een etage die haar ex voor haar heeft gekocht– vanwege hun gezamenlijke dochtertje. Ook de auto waarin ze rijdt is eigenlijk van hem. Zelf is ze stemactrice. Ze leent haar stem aan andere acteurs. In Blankendaal wordt ze gezien als Surinaamse, vanwege haar huidskleur, maar ze spreekt geen woord Sranang Tongo en voelt zich op en top Nederlands. En nu wordt ze verantwoordelijk gehouden voor een dodelijk ongeluk waar ze zich niets van kan herinneren. Het zijn anderen die haar dit aanpraten. Zo wordt stukje bij beetje haar werkelijkheid opgebouwd tot een verschrikkelijke nachtmerrie.”
Grace is op weg naar haar ex die een nieuw leven is begonnen. Ze heeft daar gemengde gevoelens bij. Houdt ze nog van hem?
“Haar verhouding met haar ex, Dave Martha, wordt getroebleerd door een vreemd soort jaloezie. Ze wil hem niet terug, nee dat denk ik niet, maar kan het toch niet goed hebben dat hij bij zijn prachtige ex-topmodel wél trouw en gezeglijk is. En ze is natuurlijk financieel nog steeds deels van hem afhankelijk, wat het er ook niet gemakkelijker op maakt.”
Tijden de autorit, met dochtertje Norah op de achterbank, krijgt Grace een black-out; haar SUV belandt in een tuin waar een verjaarspartijtje gaande is. Zie je zoiets als een film voor je, wanneer je schrijft?
“Het schrijven beleef ik, geloof ik, meer als een droom dan als een film. Soms zie ik iets heel scherp, op 1000 lux bij wijze van spreken, maar dan weer is het in nevelen of schemer gehuld. BLACK-OUT ervaar je misschien als een film vanwege de gebeurtenissen die elkaar in hoog tempo opvolgen. Maar het werkelijke verhaal wordt ontrold in de hoofden van de personages. Gebeurtenissen stuwen het verhaal voort, maar het is de reflectie op die gebeurtenissen die het verhaal zijn diepgang en betekenis geeft.
Wat ik tijdens het schrijven voor me zie, is ingewikkeld te bepalen. Een verhaal ontwikkelt gaandeweg zijn eigen wetten. Het is uiteindelijk knippen en plakken met eigen herinneringen, projecties, anekdotes van anderen, wensdromen, digitale vondsten, noem maar op.”
Zonder te veel spoilers weg te geven: hoe kwam het hele onvoorstelbare verhaal dat op deze gebeurtenis volgt tot je? Waar haalde je kortom, voor BLACK-OUT je inspiratie vandaan?
“Zonder een sensatiebericht dat ik op een nieuwssite aantrof, was ik nooit tot BLACK-OUT gekomen. Het gebeurde vorig jaar aan het begin van de zomer. Wimbledon, luxe villawijk buiten Londen. Een auto crasht op een schoolplein. Er waren beelden van, en die zetten mij aan het denken. Je zag die eindeloze groene percelen, ritmisch onderbroken door het wit van de villa’s en het blauw van de zwembaden. Wat mij trof, was de ordelijkheid dat dit geheel uitademde. Ambulances keurig opgelijnd, een traumahelikopter op een cricketveld. Alles onder controle, zo leek het. Je moest de gruwelijkheid er zelf bij verzinnen. Dat contrast trof me, het contrast tussen wat je te zien kreeg en wat er in het verborgene gaande moest zijn. Omdat ik het niet te zien kreeg, heb ik het zelf maar verzonnen.”
Jouw verhalen zijn zowel spannend als romantisch, geestig als aangrijpend. Hoe doe je dat, allemaal in één geloofwaardig boek?
“In de loop de jaren heb ik zoveel verschillende boeken geschreven, in zoveel verschillende stijlen, dat ik het inmiddels aandurf om dat allemaal door elkaar heen te gebruiken. Bij lezingen heb ik gemerkt dat niemand er nog van schrikt als ik én uit J. Kessels: The Novel voorlees én uit Schaduwkind.
De romans waar ik het meeste van houd, hebben die emotionele en stilistische diversiteit ook. Denk aan Flauberts klassieker Madame Bovary, die zowel een zedenschets is van Frans provincialisme als een tragische liefdesroman. Maar óók een satire en een parodie op allerlei andere romans. Flaubert belichaamde het allemaal en zei daarom terecht: ‘Madame Bovary, c’est moi.’
Zoiets is geloofwaardig omdat de schrijftaal, als het goed is, boven de persoon uitstijgt, los van hem raakt en een eigen leven gaat leiden in het hoofd van de lezer.”
Waarvan heb je vooral genoten toen je BLACK-OUT schreef?
“Het mooiste moment tijdens het schrijven is wanneer je merkt dat het verhaal het van je overneemt. Dan wil je zó veel weten, dat je hondsnieuwsgierig doorschrijft. Bij BLACK-OUT waren het de personages die het tot een feest maakten. Niet eerder dienden ze zich in zulke grote getale aan. Het grootste schrijversgeluk beleefde ik toen de twee moeders elkaar ontmoetten. Daar kan geen film tegenop!”
En wat gun je de lezer met deze roman?
“Zolang ik schrijf, bestaan er geen lezers. Het boek is dan nog van mij en van mij alleen. De eerste lezer is altijd mijn vrouw, Makira Mual. Zij kent mijn werk door en door. Daarna mijn uitgever, Mai Spijkers. Zijn naam is weliswaar van staal en zijn reputatie kent nogal wat scherpe randjes maar hij las BLACK-OUT ademloos en liet me weten dat hij ‘nog stond na te trillen’. Als ik aan lezers denk, dan gun ik ze net zo’n intense ervaring als die van hem. Maar evenzeer gun ik ze het taalplezier dat ik zelf al schrijvende had.”
Dan ben ik nog even heel benieuwd wanneer en hoe je de schrijver in je ontdekte? Was het een jongensdroom?
“Schrijver ben je op het moment dat je in je schrijven verdwijnt. Lang is het bij mij effectbejag en aanstellerij geweest. Als wegdromende gymnasiast ontdekte ik de satire, de parodie en de mystificatie. Ik ontdekte dat ik mij als iemand anders kon voordoen. Liefdesbrieven, die schreef ik ook. En gedichten over de maan. Schrijver worden, noem ik dat. Dat heb ik tien jaar lang volgehouden. Toen schreef ik op een dag een verhaal dat geïnspireerd was door de dood van mijn vader. Iemand van buiten heet het. Het werd geplaatst in het literaire blad De Revisor. Ik kreeg ervoor betaald, 121 gulden en nog een paar losse centen. Dat honorarium werd mij per postwissel opgestuurd. Ik weet nog steeds hoe trots ik was toen ik bij het postkantoortje op de Albert Cuyp, achter de viskramen, bij de kassa werd uitbetaald. Ik keek of iedereen het zag, maar niemand zag iets aan me.”
Over het boek
‘Niemand had de zwarte SUV zien aankomen.’ De welgestelden in het villadorp Blankendaal, ‘het reservaat’, zoals ze het onder elkaar noemen, resideren veilig achter hun hekken en hagen en hebben niets in de gaten. Aan het stuur zit Grace Rainville, stemactrice. Ze is niet van hier. De SUV is trouwens niet van haar, maar van haar ex. Ze is op weg naar diens turn-key droomvilla, waar hij met zijn nieuwe liefde aan een nieuwe fase is begonnen. Op de achterbank, in een kinderzitje, slaapt haar (en zijn) dochtertje Norah. Grace moet een verkeerde afslag hebben genomen. Ergens vlakbij, achter een haag, klinkt het onbekommerde gekwetter van een kinderfeestje. Wat er een moment later gebeurt, krijgt ze al niet meer mee. Dat hoort ze pas wanneer ze ontwaakt te midden van de gevolgen. En dan moeten de consequenties nog komen.
BLACK-OUT is P.F. Thomése op zijn best: aangrijpend, spannend ook, wreed, geestig op zijn tijd en onverwacht ontroerend. Een geweldige leeservaring. (BLACK-OUT, Prometheus, € 24,99)
Over de schrijver
P.F. Thomése (1958) won met zijn debuut Zuidland in 1991 de AKO Literatuurprijs. In de drie decennia daarna schreef hij onder meer het ontroerende Schaduwkind en de romans Vladiwostok!, De weldoener, De onderwaterzwemmer, Vaderliefde en Swansdale, die vrijwel allemaal op de shortlists van de belangrijkste prijzen terechtkwamen.
Zin in?
Wij geven 3 exemplaren van BLACK-OUT weg. Kans maken? Deel je gegevens in onderstaand winformulier en wie weet. Meedoen kan t/m 4 september.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."