Wereldfietser: De mensen maken de tocht bijzonder
In 800 dagen de wereld rond op een fiets. Deel 2: Van Wenen naar Istanbul.
Marica van der Meer (1969) is behalve fotograaf, schrijver en spreker bovenal avonturier. Haar thuis is het Friese Workum maar eigenlijk is ze vooral elders in de wereld te vinden. En bij voorkeur op haar fiets. Voor Zin verhaalt ze over haar nieuwste project: samen met Maya Chepe in 800 dagen de wereld rond. Inderdaad: op de fiets. “In het eerste Turkse dorp worden we achtervolgd door een bende honden die het op onze benen hebben voorzien.”
Rivieren zijn geweldig: daar hebben fietsers de mooie vlakke wegen door de bergen aan te danken. Wij maken dan ook gretig gebruik van de Donauroute tussen Wenen en Bratislava in Slovakije. Ook Boedapest, de hoofdstad van Hongarije ligt aan de bijzondere Donau. De fraaie landschappen en oude historische steden maken het reizen op de fiets een fantasti sche belevenis. Maar het zijn de mensen die het écht bijzonder maken.
Tibor & Marika uit Hongarije
Net buiten Bratislava, nog in Slovakije, ontmoeten we de Hongaarse Tibor en Marika – een naamgenoot! “Waar gaan jullie vannacht slapen?” vraagt Tibor. Dat weten we niet, maar even later wél: we fietsen nog tien kilometer achter Tibor en Marika aan en logeren die nacht al in Hongarije. “Drie landen op één dag!” roept Chepe vol trots. Tibor en Marika hebben hun hele leven in een textiel fabriek gewerkt. Ze wonen op een drielandenpunt en daar vaart het dorp wel bij. Chepe moet nog even iets rechtzetten. El Salvador heeft ooit op een wereldkampioenschap voetbal met 101 verloren van Hongarije. Maar in plaats van dat de voetballers uit
El Salvador teleurgesteld waren, werd
die ene goal groots gevierd. Het was hun enige goal op het hele WK; er is zelfs een film over gemaakt. Met een lekke bal gaat Chepe in de tuin de strijd aan met Tibor. Ze wisselen vlaggen uit en zetten het
dan op een lopen. Natuurlijk laat Tibor Chepe scoren. Ondanks de taalbarrière hebben we het enorm gezellig. Dan fietsen we verder richting de historische stad Boedapest over de weldadig vlakke fiets paden in Hongarije.
Geen beren maar Dracula
Ik zie als een berg op tegen de hoogste pas op 1269 meter in Roemenië. Of zie ik gewoon beren op de weg? Figuurlijk bedoeld natuurlijk, maar letterlijk kan óók: er leven nog beren in het Karpatengebergte in Transsylvanië. Tussen Hongarije en Roemenië passeren we de eerste echte grens. Mijn paspoort hoeven ze niet te zien maar de beambte doet erg lang over die van Chepe. Uiteindelijk mag El Salvador ook Roemenië in. Chepe wordt al weken door de pers uit zijn land achtervolgd. Het is heel bijzonder dat iemand uit El Salvador een poging doet rond de wereld te fietsen. Soms heb ik het idee dat ik niet alleen met Chepe maar met heel El Salvador onderweg ben. Vanaf het historische stadje Sighisoara slingeren we via een fraaie weg langs kleine dorpjes de bergen in.
De reden dat Chepe bekend is met Transsylvanië is: Dracula. Dus is het doel Bran, waar zijn kasteel staat. Althans, het kasteel dat het meest líjkt op het kasteel uit het verhaal van Bram Stoker. De gemeente Bran heeft daar flink gebruik van gemaakt. Dus trekt het kasteel wel een miljoen bezoekers per jaar. Het geeft ons het gevoel dat we een klein beetje in de geschiedenis van deze legendarische vampier treden. Vanuit Bran is het echt klimmen, maar we zien prachtige houten huizen in het groene berglandschap. Er ligt zelfs nog sneeuw op de toppen van de Karpaten. Na twee uur zweten, zijn we 500 meter hoger en staan we boven op de pas. Onze eerste pas boven de 1000 meter! Die overigens heel goed te fietsen bleek te zijn, de klim naar 1269 meter viel ook enorm mee. Dat geeft hoop. We dalen af richting Boekarest.
Leegloop aan intellect
Boekarest is een verrassend bruisende stad. Hier woont een motorrijder die ik op een eerdere fietsreis ben tegengekomen: Theodor. Hij komt even bijkletsen. En vertelt dat veel Roemenen met een beetje opleiding naar West-Europa vertrekken omdat ze daar veel meer verdienen. “Er zijn wel vijftigduizend Roemeense vrou- wen die op ouderen passen in Italië. Wie past er op onze ouderen? En als we ziek zijn, worden we moeilijk geholpen want alle artsen werken elders,” vertelt hij. Gebruikt het Westen de Balkan om de tekorten op de arbeidsmarkt en het gebrek aan jongeren aan te vullen? Mensen met een hoge opleiding vertrekken, lager- opgeleiden blijven achter. “In Roemenië is vijftig procent van de bevolking func- tioneel analfabeet. Ze kunnen een beetje lezen maar begrijpen niet wát ze lezen,” zegt Theodor. Het gesprek maakt indruk. We fietsen de laatste kilometers door Roemenië en steken dan op de grens met Bulgarije nog een keer de Donau over.
Op zoek naar water stuit Chepe op een Bulgaar, die Spaans spreekt. Venislaf – ‘Vensie’ – en zijn vriendin Eva zijn net terug in Bulgarije nadat ze jarenlang in Spanje hebben gewerkt. Vensie biedt spontaan aan dat we mogen blijven slapen en we zetten onze tent op in de tuin. Vensie is helemaal niet blij met het feit dat Bulgarije zich aangesloten heeft bij deEuropese Unie. “Door alle regel- en wet- geving hebben ze eerst al onze varkens vermoord, daarna alle kippen en nu nemen ze ons ook nog heel veel van onze fabrieken af.” Na twintig jaar Spanje wonen ze nu met drie generaties in het ouderlijk huis van Eva. Ze hebben een moestuin en Vensie heeft een eigen vrachtauto waarmee hij overal in Europa kan werken. Gelukkig keren er ook mensen terug naar de Balkan. Langzaam fietsen we door het glooiende landschap van Bulgarije. Tot aan de horizon zien we met landbouwvelden bedekte heuvels. Net als in Roemenië zijn er rond de dorpen nog veel mensen met paard en wagens onderweg. Heel gewoon dus, om een paard en wagen voor de supermarkt te zien staan. Voor ons ligt het Balkangebergte, gelukkig gaan we langzaam omhoog. Na alleen een pas op 900 meter en eentje op 700 meter, zijn we er ineens overheen.
Hoofdwegen mijden
Via een drukke hoofdweg met te veel vrachtauto’s fietsen we naar de grens met Turkije. Gelukkig mag ook El Salvador Turkije in zonder visum. Aan de andere kant van de grens staat een file van twaalf kilometer aan vrachtauto’s te wachten om Bulgarije in te mogen. Dat zijn er wel héél veel. Wij houden niet van zo van vrachtauto’s op de weg, vrachtauto’s houden niet van fietsers. Op weg naar Istanbul proberen we de hoofdwegen zo veel mogelijk te vermijden. In het eerste kleine dorp resulteert dat in een achtervolging door een bende honden die het op onze benen hebben voorzien.
Het waait hard en het wegdek blijft maar op en neer gaan. Een waar gevecht tegen de wind en de zwaartekracht. En wanneer een B-weg ooit een rivier blijkt te zijn geweest, valt er helemaal niet meer te fietsen. Ik duw mijn fiets door een geul de berg op. Gelukkig vinden we daarna het asfalt weer.
In elk dorpje moeten we op het terras theedrinken met Turkse mannen die ons nooit laten betalen. En wanneer we om zeven uur nóg op de fiets zitten, worden we door een boer teruggefloten die vindt dat we in zijn tuin moeten kamperen. Vlak voor de enorme stad die Istanbul is, kunnen we niet anders dan over de vluchtstrook van een zesbaans snelweg fietsen. We steken afslagen over en duiken door tunnels maar dan… staan we oog in oog met de Aya Sofia! We hebben heel Europa doorkruist. ■
Volgende keer: Dwars door Turkije