Marica van der Meer (1969) is behalve fotograaf, schrijver en spreker bovenal avonturier. Haar thuis is het Friese Workum maar eigenlijk is ze vooral elders in de wereld te vinden. En bij voorkeur op haar fiets. Voor Zin verhaalt ze over haar nieuwste project: samen met Maya Chepe in 800 dagen de wereld rond. Inderdaad: op de fiets. ‘Het voelt alsof we door de darmen van een monster fietsen’
Regels zijn regels, of niet altijd? Mijn zelf verzonnen regel is, dat we niet mogen liften en geen openbaar vervoer mogen gebruiken. Ik wil alles fietsen. Behalve wanneer het niet mag en ook een nood geval breekt wet. Helaas mag je op de brug over de Bosporus, de brug tussen Europa en Azië, niet fietsen. De enige optie om Istanboel op een fiets te verlaten is een ferry. En zo bereiken we bij Yalova per boot het Aziatische continent.
Die avond belanden we met de tent in een olijfboomgaard. Een prachtig plekje, maar Chepe wil liever niet kamperen op privéterrein. Dat proberen we ook altijd te mijden. “Er liggen hier overal kogelhulzen langs de kant van de weg. Wat gebeurt er wanneer een boer schrikt, wanneer hij ons ziet of wanneer iemand ergens aan het schieten is en de kogel terug op aarde valt. Dan is ons tentdoek geen bescherming,” is zijn verklaring. Toen we een week geleden bij een boer in de tuin kampeerden, liet hij aan Chepe al zijn vuurwapens zien. Hij heeft hierdoor een heel andere kijk op Turkije gekregen. We hebben niet veel keus, want langs het Iznikmeer is het een en al olijfboomgaard. De volgende ochtend worden we gelukkig gewoon weer wakker in onze tent en is er niets aan de hand. Er ligt wel een bergpas op ons te wachten, om het dal waarin het meer ligt, te verlaten.
Mooier, maar ook steiler
We zijn op weg naar Ankara en de bevol king begrijpt niet helemaal waarom we voor kleine binnenwegen kiezen en niet voor de mooie grote hoofdwegen. Ze zijn trots op hun grote wegen. Maar wij willen al dat verkeer niet om onze oren. We houden van kleine wegen die ons door dorpjes voeren, waar we theedrinken met de lokale bevolking. We volgen de Sakarya Nehririvier door een groot landbouwgebied. In het dorp Mihalgazi steekt de moskee wel heel erg mooi
af tegen de grote rots naast het dorp. Sinds we Istanboel hebben verlaten, is het klimaat behoorlijk veranderd. Het is windstil en ruim 35 graden. Wanneer we het dal van de rivier verlaten, moeten we zeshonderd meter omhoog. Met een gemiddelde stijgingsgraad van boven de tien graden is het bij deze hitte bijna niet te doen. Wanneer we uiteindelijk Osmanköy bereiken, kun je ons allebei uitwringen. Op het terras van het lokale winkeltje ga ik even op de grond op mijn rug liggen. Dat is alles wat mijn lichaam wil. De dames komen al snel met een kussentje aanzetten.
Gezelligheid op ons pad
Vanaf Ankara zetten we koers richting Cappadocië. Fraaie turfsteen en kalksteen formaties maken dit sprookjesachtige landschap een genot om doorheen te fietsen. Op de camping in Göreme, een van de mooiste dorpjes in Cappadocië, zijn onze buren twee fietsers uit Zwitserland. Ze weten niet zo goed waar ze heen willen en ik geef ze onze track richting Georgië. Wij fietsen rond de 3900 meter hoge Erciyesvulkaan richting de stad Kayseri. Twee dagen later vinden we de twee Zwitserse fietsers op ons pad en af en toe fietsen we een stukje samen op.
Chepe wordt door de chauffeur van een witte pick-up uitgenodigd voor de thee. Ik moet er wel achteraan. Suloman biedt ons ook een slaapplek aan. Het is uiteindelijk een heel bijzondere ervaring. Zijn vrouw kookt in een traditionele kleine keuken, zonder vloer. Je loopt gewoon op de aarde. Maar ze hebben aan de overkant van de binnenplaats ook een modern huis met een enorme nieuwe keuken, die ze dus duidelijk niet gebruiken. De ouders, de buren, iedereen komt even gedag zeggen. De Zwitserse fietsers appen en vragen waar wij gaan kamperen. Suloman vindt het prima dat er nog twee fietsers komen logeren. En zo wordt het helemaal een gezellige avond.
Waar zijn de winkels?
Het binnenland van Turkije wordt almaar hoger en in de dorpen is steeds vaker geen winkeltje meer. We moeten soms om elf uur in de ochtend al boodschappen doen voor het avondeten, omdat er verder op de route die dag geen grote dorpen meer zijn. In een klein dorpje vragen we aan een aantal mannen, die op weg zijn naar de moskee, waar de winkel is. Ze wijzen richting de moskee. Ik begrijp het niet helemaal; er is toch geen winkel in de moskee? Even later komt er een man op ons af gelopen. Hij gebaart dat we hem moeten volgen. Hij pakt een sleutel en doet zijn winkel van het slot. Ze bedoel- den dus dat de eigenaar van de winkel in de moskee zat.
Of we vinden een winkeltje dat gesloten is en een voorbijganger dan even de eigenaar voor ons gaat halen. Maar er zijn ook dagen dat ik droom van koude cola of een ijsje en dat we de hele dag geen winkel tegenkomen. Gelukkig kunnen sommige Turken gedachten lezen. Op de dag dat we nergens brood kunnen vinden, stopt er opeens een auto voor ons. Door het raampje krijgen we een heel groot rondTurks brood aangereikt. “Dat is het lot,” zegt Chepe. Hij gelooft dat veel voor ons wordt bepaald.
Spannend: het kustgebergte
Tussen ons en de Zwarte Zee ligt nog een enorm kustgebergte. Vol goede moed beginnen we aan de klim naar 1925 meter. We worden ingehaald door een vreemd militair voertuig. Voor mij zie ik hoe het voertuig midden op de weg keert en dan naast mij in de berm stopt. Uit het laadruim springt een aantal mannen in een uniform met rood op de schouders. De laatste man neemt een enorm wapen mee naar buiten. “Oeps,” roep ik verschrikt. “No problem,” roept de man met het wapen, die mijn verschrikte gezicht heeft opgemerkt. Ik moet lachen en houd mijn camera omhoog. “Photo problem?” vraag ik hem, terwijl ik het antwoord wel weet. “Photo problem,” bevestigt de man. Ze maken een praatje en gaan dan weer ver- der. Een halfuur later komen ze terug. Dit keer komen de mannen de auto uit zonder wapen, maar met een plastic zak vol koude Gatorade en Red Bull. Ze komen ons wat energie brengen.
Ze hebben ook met de baas gebeld en mogen met ons op de foto. Het is nog twee dagen doorbijten, we dalen af naar 750 meter en klimmen daarna van de ene pas naar de andere, tot we weer een hoogte van 1822 meter bereiken. Op deze pas ligt een zes kilometer lange tun- nel. “Zie jij luchtturbines?” vraag ik aan Chepe. Ze zijn er wel, maar ik weet niet zeker of ze aan staan. De tunnel loopt ook nog eens langzaam bergop en we gaan slechts tien kilometer per uur. Het bete- kent dat we 36 minuten onder de grond zullen zijn. “Het voelt alsof we door de darmen van een monster fietsen,” zegt Chepe. Wanneer we de tunnel uitkomen, haal ik opgelucht adem. Maar afdalen is enorm koud op deze hoogte. We koelen heel snel af. “Ik ruik versgebakken brood,” zegt Chepe, wanneer we na een paar kilometer het dorpje Tamdere bereiken. We gaan op zoek naar de bak- ker. De oven staat nog aan, hier kunnen we mooi even opwarmen.
De volgende ochtend bereiken we de laatste pas. Dan is het heerlijk afdalen naar de Zwarte Zee. We fietsen over de vluchtstrook van de grote weg langs de Zwarte Zee en nemen het verkeer maar even voor lief. We passeren de stad Trabzon en staan dan opeens aan de grens met Georgië… ■
Volgende keer: Over land naar Azerbeidzjan fietsen of door Rusland?
Nooit meer een column van Marcia missen?
Bekijk via deze link een wel heel voordeling abonnement.
De beste artikelen in je mailbox? Meld je aan voor de nieuwsbrief