Calma, calma is de nieuwe levensstijl
In je up opnieuw beginnen in Portugal
Eind april 2022. Sandra Nieweg (1960) zegt Nederland vaarwel en begint aan een roadtrip door Europa. Samen met hond Bobby rijdt ze in haar bestelbus Luce een nieuwe toekomst tegemoet, doet daarvan verslag in Zin. Medio 2024. Sandra haar nieuwe leven in de Portugese Algarve is een feit. Hoe is dat nou, als single vrouw
Laat het inburgeren maar beginnen! Zo eindigde afgelopen zomer mijn allerlaatste column voor Zin. Ik had tenslotte mijn casa portuguesa gevonden. Hartje zomer, na een Woody Woodpecker-renovatie van nog geen vier weken, ruil ik mijn huis-op-wielen in voor een bovenwoning in Estoi. Een klein authentiek dorp waar – zo kom ik al snel achter – de tijd is blijven steken in het Nederland van pak ‘m beet de jaren 80. Compleet met hondendrollen op straat, kettingrokers (m/v) van alle leeftijden, oude mannetjes die op de grond spugen en motorolie lekkende vooroorlogse barrels. Estoi ligt in de binnenlanden van de Algarve, bij Faro schuin rechts dertien kilometer omhoog. Het is er rustig vergeleken met de toeristische drukte langs de kust. Dat is wennen. Ik hou wel van een beetje reuring en Bobby en ik zijn ook dol op het strand. Beide heb je niet in Estoi. Maar ik zeur niet hoor, want ik ben stapelverliefd op mijn dorpshuis-met-fenomenaal-dakterras. Je kunt nou eenmaal niet alles hebben in het leven.
Adão & zijn cerveja
Het inburgeren gaat van een leien dakje. Met dank aan Bobby. Iedereen kent ons binnen no time. En andersom. Minimaal drie keer per dag doorkruisen Bobby en ik ons dorp. ’s Ochtends steken de vaste gasten van Pastelaria Silvestre hun hand op ter begroeting en roep ik vrolijk bom dia terug. Kijk, zie
je ze denken, daar heb je die gekke Holandesa weer die haar hond uitlaat (dat doen ze hier namelijk niet, honden laten zichzelf meestal uit, vandaar die drollen overal). Toen ik hier net woonde, wenkte de invalide Adão mij dan naar zich toe en mompelde cerveja (bier). Adão heeft geen benen en zit de
godganse dag in een krakkemikkige rolstoel op het terras van het café. Waar zijn vrouw hem voor dag en dauw heeft geparkeerd. Om hem tegen het eind van de middag weer naar huis te rollen. Enfin, ik had met de man te doen. En ik geloof dat ik ook een wit voetje wilde halen, als kersverse buitenlandse in
Estoi. Dus kocht ik, om half 8 ’s ochtends, steevast een mini-Sagres á € 0,80 voor hem.
Inmiddels doe ik net of ik hem niet hoor als hij op steeds dwingender toon om zijn pilsje vraagt. Ten eerste moet het wel een lolletje blijven en ten tweede wil ik ook niet meewerken aan een op handen zijnde alcoholverslaving.
Senhor Filipe & een apart stel
Rond het middaguur, als Bobby en ik ons hoppend van schaduw naar schaduw een weg banen door het dorp, maak ik een praatje met senhor Filipe. Hij runt een winkel vol gezellige hebbedingetjes op het plein voor de kerk. Senhor Filipe moet vroeger een beau garçon zijn geweest en met zijn 80 jaar ziet hij er nog steeds vitaal uit. Wat heet, hij is een regelrechte charmeur. Dankzij wife number 4 zoals hij haar zelf noemt, spreekt hij perfect Engels maar ik praat liever Portugees met hem. Dan leer ik tenminste nog eens wat. Want op mijn aandringen corrigeert hij mij als ik sta te klooien met die verrekte verleden tijd of ik het heb over koekjes van fígado (lever) in plaats van figo (vijg). Op ons laatste rondje-van-de-dag lopen we vaak Julio en zijn vrouw Cesaltina tegen het lijf. Hij steevast in een pak met fluorescerende strepen van de gemeentereiniging, zij in een bloemetjesjurk met vleeskleurige pantykousen tot net onder de knie, het korte haar pikzwart geverfd. Een apart stel, altijd even beleefd (Boa noite, tudo bem? – Goedenavond, alles goed?) en geïnteresseerd. Als ik vertel dat ik uit Holanda kom, vraagt Julio of dat in Engeland ligt. Ehm, niet helemaal. In Nederland namelijk. Paises Baixos? Enthousiast gooi ik wat Nederlandse USP’s in de groep zoals tulpen, koningin Máxima, het homohuwelijk en De Nachtwacht maar hij blijft mij blanco
aankijken. Ik ga maar gauw over op een ander onderwerp. Het laatste dat je wilt is dat ze denken dat je je een superieure buitenlander voelt. Als ik doorloop, bedenk ik dat ik Johan Cruijff had moeten noemen. Die kent hij vast, voetbalfanaten als het hier allemaal zijn…
Nieuwe vrienden & een notitieboekje
Naast de kletspraatjes met de locals, socialize ik ook heel wat af met mijn vrienden hier. Die heb je nodig, als vrouw alleen, want het valt soms niet mee, zover weg van je geliefden in Nederland. Dus om niet te verpieteren, heb ik de afgelopen tijd flink geïnvesteerd in nieuwe besties. Dat ging niet zonder
slag of stoot: als je in een korte tijd zó veel mensen leert kennen, weet je op een gegeven moment niet meer welk verhaal bij wie hoort. Heeft zij vier of drie kinderen en werkte hij in Nederland nou bij een bank of als fysiotherapeut? Ik ben maar een notitieboekje gaan bijhouden, je wilt niet voor de derde keer vragen hoelang iemand ook alweer in Portugal woont. Mijn vrienden hier zijn voornamelijk landgenoten. Wij Nederlanders klitten nou eenmaal graag samen en iedereen heeft dezelfde mindset: ontsnappen aan
de rat race in het steeds onverdraagzamere Nederland. Maar ik heb ook een Franse, Duitse en twee Portugese vriendinnen. Die laatsten vonden het maar gek dat ik hen gelijk bij mij thuis op de koffie uitnodigde. Portugezen spreken negen van de tien keer buiten de deur af. Na een paar keer aandringen heb ik Rafaela zover gekregen dat ze niet steeds com licença (neem me niet kwalijk) mompelt als ze schuchter over mijn drempel stapt. Portugezen zijn, zo weet ik inmiddels, terughoudender en formeler dan wij recht-voor-z’n-raap Nederlanders.
Koning & territorium
Waar ze Formeel met een hoofdletter schrijven, is bij overheidsdiensten. Daar wordt niet buiten de lijntjes gekleurd, iedere ambtenaar is koning over zijn eigen afgebakende territorium en hij/zij neemt zijn van hogerhand opgelegde taken bloedserieus. Na mijn recente uitschrijving uit Nederland ga ik dan ook enigszins gespannen naar het gemeentehuis van Faro om mij hier te laten inschrijven als residente. Gewapend met een dikke map papieren – ik neem alles maar mee, tot mijn nieuwbakken elektriciteitscontract aan toe, beter mee verlegen dan óm verlegen – arriveer ik bij de gevreesde Loja de Cidadão. Waar bordjes hangen bij de diverse loketten: We don’t speak English. Een vriendin is daar ooit, na twee uur wachten, weggestuurd. “Kom maar terug met iemand die Portugees spreekt,” werd haar toegebeten. Dan hebben we het over de Algarve hè, die het moet hebben van het toerisme en waar meer
Engelstaligen wonen dan in het Londense district Brent. Gelukkig spreek ik een aardig woordje Portugees dankzij mijn Portugese ex (in Nederland ontmoet – ander verhaal) met wie ik ook twee jaar in Lissabon heb gewoond en gewerkt. Hatsikidee: verblijfsvergunning. Klokslag 08.30 uur gaan de deuren open. Een streng kijkende mevrouw in een uniform vraagt aan iedereen voor welk loket hij/zij komt. Sociale Verzekeringsbank? Die kant op. Waterschap? Achterin. Paspoort vernieuwen? Rechts in de hoek. Tolvignet Via Verde? Verderop in deze gang. Residentie-aanvraag (dat ben ik)? Linksaf. Ze print een volgnummer uit de serie Cidadão Europeu (Europees staatburger) en ik neem plaats bij een zogeheten balcão met drie loketten. Ik ben de eerste en de enige. Nou. Misschien valt het dan toch allemaal wel
mee met die beruchte wachtrijen. Een vriendelijk ogende dame draait het bordje om (aberto – open) en roept een nummer om. Sim, sou eu!! Ik zet meteen een charmeoffensief in (ondanks mijn Portugees wil ik niet óók onverrichterzake naar huis worden gestuurd) en complimenteer haar met haar gelijkenis met die ‘steengoede Amerikaanse actrice Sally Field’. Een beetje een huilebalk maar dat hoeft dona Ana, zo zegt haar naambordje, niet te weten. Ze lacht vriendelijk. 1-0. Dan gaat het snel. Dona Ana pikt de vereiste fotokopieën van de documenten uit mijn map, loopt naar achter, komt terug, trekt een dik vel papier uit de printer en feliciteert mij vervolgens met mijn Certificado De Registo de Cidadão da União Europeia. Mijn verblijfsvergunning. Vijf jaar geldig, daarna vernieuwen. Hatsikidee! Zou de onverwacht soepele gang van zaken dan toch wél door mijn Portugees komen?
Heel. Veel. Succes
Het volgende punt op mijn emigratiechecklist is het verkrijgen van een número de utente, een patiëntennummer. Als kersverse inwoner van Portugal heb ik recht op de gratis publieke gezondheidszorg (SNS) hier. Ook mijn número de utente heb ik in no time te pakken. Ik lijk verdorie Max Verstappen wel, hoezo bureaucratie? Helaas kan ik niet terecht bij het Centro de Saúde in Estoi. Daar kun je alleen heen als je een medica de familia, een huisarts, toegewezen hebt gekregen. En die zijn op, in Estoi. En niet alleen daar, er is in heel Portugal een schrijnend tekort aan huisartsen. Ik zal naar het gezondheidscentrum in Faro moeten, waar ik bij elk bezoek een andere dokter tref. Hoera voor het
patiëntendossier dat – heel modern – zelfs in de app van de SNS op mijn mobieltje staat. Spoedeisende hulp hebben ze niet bij dit Centro de Saúde, dus mocht ik een keer iets engs hebben, dan moet ik naar de eerste hulp (SEH) van een staatsziekenhuis. “Heel. Veel. Succes,” waarschuwen vrienden mij. Tot de nok toe gevulde wachtkamers waar je soms wel vijf uur zit te kreunen met je nierbekkenontsteking. Komt omdat Portugezen massaal, en voor elk medisch wissewasje, naar een SEH stappen. Waardoor het
systeem piept en kraakt in zijn overbelaste voegen. “Beter naar een privékliniek gaan waar je snel wordt geholpen,” wordt mij toevertrouwd.
Geluk in een pareltje
Dat doe ik dan ook als ik denk dood te gaan (blijkt gordelroos, niet grappig maar je gaat er níet van hemelen). Aan de balie van de Clínica Particular SIIPEMOR in São Brás de Alportel leg ik € 60 neer voor een consult. Dr. Julio zet me meteen aan een infuus van Tramadol en Paracetamol. Eén uur later rij
ik met een tas vol medicijnen compleet stoned naar huis. In mijn Ford Fiëstaatje (ramen wagenwijd open en radio op volle sterkte!) want buscamper Luce is inmiddels verkocht. Invoeren bleek geen optie, veel teveel (bureaucratische) haken en ogen. Snik. Maar zoveel ik van mijn huis-op-wielen hield, zoveel hou ik van mijn stenen huis. Elke dag prijs ik mij gelukkig dat ik dit pareltje heb gevonden. Het is Thuis. Hier, in Portugal, in de oostelijke Algarve, zijn Bobby en ik thuis. Soms moet ik die grijns van m’n gezicht slaan. Als ik de gordijnen opentrek en het alwéér strakblauw en zonnig is (300 dagen zon per jaar, hallo! Oké, oké, het kan ook flink regenen maar dat duurt nooit écht lang). Of als ik met een vriendin zit te lunchen voor € 12 (couvert, hoofd, toet, wijn, water, koffie). Calma calma is intussen mijn nieuwe levensstijl. Alles gaat hier namelijk trager. Dus trek ik tegenwoordig een half uur langer uit voor boodschappen. Want de caissière kletst er ongeremd op los, zelfs al staan er tien klanten (geduldig!) te wachten. ‘Drie in een rij, kassa erbij’ kennen ze niet hier in Portugal. Dat gemoedelijke is misschien minder bevorderlijk voor de productiviteit, maar des te meer voor de kwaliteit van leven. “Je gezicht is veel zachter, je trekken
zijn meer ontspannen,” zei een vriendin uit Nederland laatst. Kijk, dáár doen we het voor!
Sandra & Bobby volgen? Check Bobby.goesplaces op Instagram
5x Emigreren doe je zo?
Je leest het in Zin 01, Nu in de winkel, of bestel ‘em hier online.
De beste artikelen in je mailbox? Meld je aan voor de nieuwsbrief